Eerste confrontatie met de dood
Illustratie: Jorm Sangsorn via Adob
Identiteit

Mijn eerste confrontatie met de dood

Vier mensen vertellen ons over hun ervaring met de dood, de eerste keer dat ze geconfronteerd werden met een levenloos lichaam.
Rv
Ghent, BE

TW: Sommige delen van de tekst bevatten gevoelige inhoud.

De dood is een vervelende vlieg op een lauwe lentedag. Het is KNAL, naar het hart grijpen en op de knieën zijgen. De dood is mijmeren over het voldane leven en ‘ik houd van u’ prevelen tegen het betraande nageslacht dat je sterfbed omringd. Toch? In onze populaire cultuur krijgen we de dood zo voorgeschoteld: een lugubere scène in een horrorfilm of als een tragisch-romantisch einde aan een iconisch, voldaan leven. Is het niet naïef om zo’n aards proces te verheerlijken? Het lijkt in ieder geval tekort te doen aan de realiteit. 

Advertentie

Vier jongeren vertellen over hun eerste confrontatie met de dood. ‘Zachtjes ingeslapen’, ‘mooi afscheid genomen’ en andere clichés zijn voor een keer achterwege gelaten. 

Lisa Lapiere (21)

In 2018 zijn mijn overgrootouders kort na elkaar overleden. Mijn overgrootmoeder overleed als eerste. Ze belandde na een val in het ziekenhuis en is daar uiteindelijk op intensieve overleden. Toen ze dood was, had ze hier en daar wel wat ‘letsels’ van de infusen enzovoort. Toch kon ik dat relatief goed plaatsen. Toen mijn overgrootvader twee maanden later overleed, had ik het moeilijker. Dat gebeurde heel plots. Hij zat in een rusthuis en op een ochtend werden we gebeld dat hij ‘s nachts gestorven was. Hij had zich na de dood van mijn overgrootmoeder nogal laten gaan. 

Mijn overgrootvader en ik hadden een goede band. Ik ben hem elke dag gaan bezoeken in het mortuarium. Hem dood zien was een shock. Het leek wel alsof hij nog aan het ademen was. Hij zag er nog net zo uit als toen hij leefde. Dat was verwarrend. Toen ik jong was, gaf hij me altijd een ‘kruisje’ op mijn voorhoofd. Ik heb hem dan, bij wijze van afscheid, ook een kruisje gegeven. Hij voelde koud en ruw aan. Zijn warmte was weg. 

Eind 2022 overleed nog een dierbare van me: mijn ex-vriend. Hij was ziek met terminale kanker. Tijdens dat proces zijn we uit elkaar gegaan. Zijn ziekte was niet de reden waarom we uit elkaar gingen, ook al was het vreselijk confronterend en moeilijk om machteloos aan de zijlijn te staan. Nadat we uit elkaar waren, hadden we weinig tot geen contact meer. We zagen elkaar niet meer. Toen ik enkele maanden later hoorde dat hij overleden was, kwam dat vreemd genoeg alsnog als een shock. Ik ben hem gaan bezoeken in het rouwcentrum maar hij leek in eerste instantie niet meer op de man die ik kende. Zijn haar was bijvoorbeeld afgeschoren. Dat had ik nooit gezien. Natuurlijk herkende ik hem wel. Maar je zag dat de ziekte hem veranderd had.

Advertentie

Zijn overlijden was een realitycheck voor mij. Iets in me was ook boos omdat ik geen ‘echt’ afscheid van hem had genomen, denk ik. Ik heb geen laatste woorden uitgesproken. Dat voelt anders dan bij mijn grootouders. Van hen heb ik ook niet echt ‘afscheid’ genomen omdat het plots gebeurde, maar daar waren geen onbesproken zaken meer. Dat we elkaar graag zagen was een vanzelfsprekendheid. Aan mijn ex-vriend had ik misschien toch graag nog wat dingen gezegd. Je kan je niet voorbereiden op de dood en dat is vreselijk.

Het heeft me anders naar het leven doen kijken. Ik sta meer stil bij de kleine dingen en probeer meer te genieten van het alledaagse. De doden blijven voor mij ook leven. Dat klinkt misschien raar, maar ik praat nog regelmatig tegen mijn overgrootouders. Ook naar mijn overleden vriend stuur ik soms nog een berichtje. Op die manier houd ik ze in leven, ook al zijn ze dood.

Dempsey Wenes (28)

Ik was achttien toen ik voor het eerst met de dood geconfronteerd werd. Ik was net afgestudeerd als goudsmid en op zoek naar een job. Omdat ik niet wist welke richting ik uit wilde, besloot ik heel old school de kranten open te doen en vacatures te bekijken. Zo zag ik een vacature voor chauffeur/drager bij een uitvaartdienst. Na enkele maanden inwerken, werd ik op een ochtend gebeld door mijn baas. Een 15-jarig meisje was uit het leven gestapt. Ze was voor een trein gesprongen. Het was mijn eerste ‘professionele’ overlijden en dat greep me enorm aan (hij hield zich voordien enkel bezig met chauffeur zijn, nvdr). Enerzijds omdat we qua leeftijd niet veel verschilden. Wat drijft iemand tot zoiets? Mijn leven was rooskleurig en beloftevol. Het contrast was zo groot. Hoe kon dat voor iemand zo anders zijn? Daar worstelde ik de dagen nadien vooral mee. De confrontatie met haar lichaam vond ik ook heel zwaar. Het was een heftig beeld.

Ze was de eerste overleden persoon die ik mee verzorgde. Dat betekent: wassen en aankleden. We wasten het bloed van haar lichaam, naaiden de wonden dicht en hechtten de lichaamsdelen terug aan elkaar. Dat doen we altijd, in de mate van het mogelijke, bij een overlijden waarvan het lichaam niet zo ‘mooi’ is - wat vaak het geval is na een ongeval of zelfmoord. Voor nabestaanden is dat belangrijk, zodat zij mooi afscheid kunnen nemen. Want ik denk dat als je al geen afscheid kan nemen van de persoon die je kende, rouwen om hen moeilijk kan zijn.

Advertentie

In 2015 stierf mijn oudere broer op 24-jarige leeftijd, ook nadat hij uit het leven was gestapt. Hij was maar drie jaar ouder dan ik. Ik kreeg het nieuws telefonisch en ben samen met mijn ouders en zusje naar zijn huis gereden. Nadat de wetsdokter klaar was, mochten we hem zien. Zijn levenloze lichaam aanschouwen was heel bevreemdend. Ik herkende hem zo niet. Op zo’n moment voel je niet veel. Je bent leeg, in shock, en registreert niet veel. De bedenkingen, vragen, woede, twijfels… Die komen pas uren later. Die gevoelens en gedachten gaan ook nooit meer weg. Je draagt het, net zoals je verdriet, altijd met je mee. 

Eind 2022 - zeven jaar na m’n andere broer - overleed mijn jongere broer na een strijd van tien maanden tegen agressieve darmkanker. We verschilden vijf jaar. Hij koos na een lang proces van achteruitgang, voor euthanasie. We waren er allemaal bij toen hij overleed. Dat gebeurde thuis. Mijn vader en ik hebben hem samen verzorgd en opgeborgen. Enkele uren daarna werd hij verplaatst naar een rouwcentrum in de buurt. Het is gek want dat vervoer heeft hem veranderd. Toen hij thuis lag, leek hij nog mijn broer zoals ik hem kende. Eenmaal in het rouwcentrum was hij toch, opeens, vooral… een overleden persoon. Een levenloos iemand. Dat creëerde een afstand tussen ons. Maar het weerhield me er niet van om nog gewoon afscheid te nemen van hem. Ik heb hem nog aangeraakt, want hij is en zal altijd mijn broer zijn.

Advertentie

Mijn ervaring leert me dat iemand die sterft na een strijd tegen een ziekte minder ‘mooi’ sterft dan iemand die plots een hartaanval krijgt. Iemand die sterft aan een aftakelingsproces ziet er gewoon meer afgetakeld uit. Ze hebben misschien ook doorligwonden van lang in een bed te liggen, en zijn fel vermagerd. Ook doen veel medicijnen iets met het lichaam van een mens. En vergeet niet dat een overleden persoon onderhevig is aan zwaartekracht: spieren verslappen, kaken vallen open, het gezicht valt in… 

Vandaag werk ik als uitvaartplanner. Ik zet regelmatig mijn schouders onder kinder- en jongerenuitvaarten. Mensen helpen mooi afscheid nemen is belangrijk en geeft me voldoening. 

Eline Alvarez-Rodriguez (24)

In 2016 zag ik tijdens een stage als verpleegkundige voor de eerste keer een overleden persoon. Ik was 17 jaar. Ik was aan het praten met een patiënt op de afdeling abdominale heelkunde. Hij deelde die kamer met z’n vrouw die palliatief was. We wisten dat ze een dezer dagen zou sterven. Tijdens dat gesprek besefte ik opeens dat zijn vrouw al een tijdje niet meer bewogen had. Kort nadien ging er een alarm af. Ik controleerde haar hartslag, maar die was er niet meer. Daarna heb ik andere verpleegkundigen erbij gehaald. Het was de eerste keer dat ik iemand zag die gestorven was, en ik heb geholpen met de verzorging nadien. Ik weet niet meer goed hoe dat voelde, maar ik herinner me wel dat de sfeer heel ‘sober’ was. 

Sindsdien heb ik heel veel mensen weten sterven. Tijdens de covid-periode werkte ik vier maanden op intensieve zorgen. De mensen die het hebben overleefd, kan ik misschien op één hand tellen. Dat was zwaar. Mentaal heftig. Ik was bang om ook besmet te raken en mijn familie in gevaar te brengen. Anderzijds wilde ik er alles aan doen om patiënten een goede zorg te geven. 

Advertentie

Na een tijdje vroeg ik me niet meer af: zal deze patiënt sterven? Wel: wanneer zal deze patiënt sterven? Ik moet toegeven dat ik eraan gewend raakte, de dood. Die empathie, die menselijkheid, daar komt roest op. En dat is misschien maar goed ook want je kan dat niet altijd mee naar huis blijven nemen. Ik vond het wel heel sneu dat veel mensen stierven zonder hun familie aan hun zijde (dat mocht niet door de toen geldende coronamaatregelen, nvdr.) Dat was mensonterend. 

Ik heb ‘mooie’ en minder mooie overlijdens meegemaakt. Zo zag ik ook een patiënt stikken in zijn eigen bloed na een longslagaderbreuk. Dat was vooral bloederig. Mijn werk op intensieve zorgen was heftig, maar tegelijkertijd was het ook een eye-opener. Ik weet nu dat ook jonge, gezonde en sportieve mensen opeens heel dicht bij de dood kunnen komen. En die is genadeloos.

Eline Petrovich (27)

In 2018 verbleef ik voor een werkproject drie weken in Georgië. Een meisje dat ook deelnam aan dat project overleed plots tijdens de nachts. Ze lag in de kamer naast me, samen met nog twee collega’s. Ze was toen 22 jaar oud. De avond voordien leek er niets aan de hand. We hadden wat gedronken, het was gezellig. Blijkbaar had ze aan haar kamergenoten wel nog gevraagd om een dokter of haar moeder te bellen omdat ze zich niet zo goed voelde. Die vraag is een beetje in het niets opgegaan, denk ik, want er is niet naar gehandeld. “Ze is een beetje dronken,” dachten ze. 

Midden in de nacht werden we gewekt door een van haar kamergenoten. Ze lag dood in bed. Ze was eigenlijk al lijkbleek, een beetje blauw, en koud geworden. Ik moet erbij zeggen: het was daar ook gewoon ijskoud. We verbleven in de bergen in Georgië, een ruwe, kille omgeving. Ook dat droeg bij aan de nogal akelige sfeer. Collega’s hebben nog geprobeerd haar te reanimeren. Haar lichaam bewoog nog, dus we dachten dat ze nog leefde. Achteraf hoorden we van de hulpdiensten dat ze ruim een uur overleden was. De oorzaak zou een hartaanval geweest zijn. Die bewegingen in haar lichaam moeten stuiptrekkingen geweest zijn. De laatste lucht die uit haar longen kwam, gaf ons verkeerdelijk de indruk dat ze nog leefde. 

Aanvankelijk was ik boos. Hoe kon iemand sterven terwijl er nog twee mensen in de ruimte waren? Dat begreep ik niet. Die boosheid is geleidelijk overgegaan naar besef dat het onomkeerbaar was. Ik voelde me ook schuldig ten opzichte van haar ouders. Ik denk dat mijn schuldgevoel mijn verdriet overheerste. 

Sindsdien ben ik veel alerter wanneer iemand me om hulp vraagt. ‘Het zal wel niks zijn’, denk ik niet meer. Z. was amper 22 jaar. Ik heb sindsdien resoluut gekozen om te leven zoals ik dat wil, met het besef dat het op een nacht gedaan kan zijn. De dood is geen vaag, abstract gegeven meer voor me. Vroeger geloofde ik dat het leven hierna gewoon eindigde, punt. Sinds ik het van dichtbij meemaakte met deze situatie, geloof ik dat er wel meer is. Toch ben ik nog altijd bang van de dood. Dat ben ik altijd al geweest, en deze ervaring heeft dat alleen maar erger gemaakt.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.