geest

Het kantoorleven kan een hel zijn als je hersenen net wat anders werken

Gedeelde bureaus, weinig stilte en een oneindige hoeveelheid e-mails die op je wachten: voor neurodivergente mensen is werken op kantoor vaak een grote uitdaging.
HF
illustraties door Hunter French
Een illustratie van verschillende gezichten in profiel
Illustratie door Hunter French

Lilith* werkte een tijd op een klein kantoor, waar ze een groot bureau deelde met zes collega’s. Ze zat alleen niet altijd aan dat bureau te werken – een paar keer per week zat ze eronder, op de grond met haar laptop op schoot.

“Als ik veel geluid of mensen om me heen heb, kan ik nogal overprikkeld raken,” vertelt ze. “Mijn collega’s vonden het vooral grappig, en ook wel een beetje gek, maar gingen er verder wel respectvol mee om.”

Advertentie

Lilith heeft een depressieve stoornis, een paniekstoornis en een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). Hoewel ze regelmatig therapie heeft en medicatie gebruikt, kunnen haar symptomen soms plots weer opduiken. Toen ze in 2017 als schrijver werkte voor een mediabedrijf, kon het alleen al een opgave zijn om op het werk te verschijnen.

Stel je even een typisch modern kantoor voor: een grote, open ruimte met gedeelde bureaus, zonder wandjes ertussen. Stilteruimtes zijn er amper, en er is weinig plek om te lunchen – als die er überhaupt al is. Wel zijn er irritante geluiden, felle lichten en geroezemoes. Je moet constant aanspreekbaar zijn voor je collega’s, op tijd op e-mails en chatberichtjes reageren en talloze vergaderingen bijwonen.

Niet iedereen die op een kantoor werkt zal het kantoorleven zo ervaren, maar voor neurodivergente mensen kan het een grote uitdaging zijn. Neurodiversiteit is een term om de verschillende manieren waarop het brein functioneert te beschrijven. Mensen met een autismespectrumstoornis, ADHD of dyslexie vallen hier bijvoorbeeld onder, en de term wordt ook gebruikt om mensen aan te duiden die een angststoornis, depressie, PTSS of OCS hebben. Kort samengevat: alles waardoor iemands brein net wat anders werkt dan gemiddeld.

Voorstanders van meer neurodiversiteit op het werk, vinden dat werkplekken moeten worden aangepast op de behoeftes van deze mensen, in plaats van andersom. Zoals dat ze hun eigen rooster mogen bepalen, of niet met zes collega’s aan hetzelfde krappe bureautje hoeven te werken. En hoewel techbedrijven als Microsoft en HP hun werkomstandigheden en personeelsbeleid wel degelijk aanpassen op dit soort wensen, blijft het in de praktijk vaak moeilijk voor neurodivergente mensen om een baan te vinden en die te houden.

Advertentie
1556900045549-Screen-Shot-2019-05-02-at-31709-PM

Illustratie: Hunter French

Lilith, die nu 25 is, vertelt dat ze gelukkig meerdere keren een baas heeft gehad die rekening met haar hield. Als ze een paniekaanval had op kantoor, mocht ze bijvoorbeeld even buiten zitten om op adem te komen, en als ze het te zwaar vond om naar werk te komen, mocht ze thuiswerken.

Vandaag de dag werkt Lilith als freelancer. “Ik vind het moeilijk om met vaste routines om te gaan. Ik hou het meestal zo’n zes tot acht maanden vol voordat ik het compleet zat ben, en mijn geestelijke gesteldheid eraan onderdoor gaat,” zegt ze. “Daarom vind ik het altijd lastig om een nieuwe baan te vinden, omdat ik toch wel weet dat ik weer paniekaanvallen ga krijgen en teleurgesteld raak.”

Twee weken nadat ze aan haar eerste fulltime baan was begonnen, als redactieassistent bij een medisch tijdschrift, werd Sara Luterman (29) ontslagen omdat ze “niet bij de cultuur paste”. Wat dat precies betekende wist ze niet. “Waarschijnlijk had ik iets sociaal ongepasts gedaan, maar niemand wilde me vertellen wat.”

Luterman heeft autisme, en hoewel haar cv uitstekend is, heeft ze toch moeite met het vinden van een baan. “Mijn sollicitatiegesprekken gaan vaak niet goed,” vertelt ze. “Dat komt waarschijnlijk door mijn gebrek aan sociale vaardigheden, en het feit dat ik moeite heb om non-verbale signalen op te pikken.” Ze heeft vaak gehoord dat ze bot of neerbuigend kan overkomen.

“Dat hebben mensen met autisme wel vaker,” zegt ze. “Ik ben er weleens op aangesproken door de personeelsafdeling, wat heel ongemakkelijk was. Al was ik wel blij dat ze het gewoon zeiden, en ik niet gelijk werd ontslagen.”

Advertentie

Dit soort sociale interacties zijn ook moeilijk voor de 32-jarige Sonny Hallett, die autisme heeft en als illustrator en kunstenaar werkt in Edinburgh, maar nooit ergens langer dan negen maanden heeft kunnen blijven. “Dagelijks naar kantoor gaan is erg uitdagend voor mijn zintuigen. Het geluid, het licht, constant rond andere mensen zijn – na een tijd ben ik gewoon uitgeput en sta ik helemaal op scherp.”

Als Hallett aan het werk is, richt hij zich specifiek op één ding, en vindt hij het lastig om zijn werkzaamheden te onderbreken om bijvoorbeeld een collega te woord te staan. Ook maakt hij zijn taak liever in één keer af, waardoor hij vaak eerder klaar is met werken dan zijn collega’s. En daardoor denkt zijn leidinggevende weleens dat hij niks uitvoert.

De 27-jarige Carly* heeft een angststoornis, depressie en PTSS, en werkt als art director bij een creatief bureau. Ze merkt dat ze lang niet altijd op begrip kan rekenen bij haar werk. “Mijn leidinggevende zei een keer dat ik meer initiatief moest tonen en beter mijn best moest doen om geïnteresseerd over te komen,” zegt ze. “Maar dat zijn nou eenmaal dingen die erg moeilijk voor me zijn. Ik ben vaak oprecht geïnteresseerd, maar ook vaak overweldigd en afgeleid. Dat betekent niet dat ik ergens niet om geef.”

De term neurodiversiteit verraadt al dat er veel verschillende mensen onder vallen, maar er zijn wel degelijk overeenkomsten in hun behoeftes. Rob Austin, een docent aan de Ivey Business School in Canada die de voortgang van programma’s voor neurodivergente werknemers heeft bijgehouden, zegt dat veranderingen in de omgeving al veel verschil kunnen maken. Zachtere kleuren bijvoorbeeld, meer natuurlijk licht, meer planten en stillere ruimtes.

Advertentie

David Ballard, hoofd toegepaste psychologie bij de American Psychological Association, zegt dat neurodivergente mensen het prettig vinden om thuis te werken. Dan kunnen ze hun eigen begin- en eindtijd bepalen, en doen wat er nodig is om met het lawaai en andere omgevingsfactoren om te gaan – zonder te worden veroordeeld.

Dat werkte inderdaad voor Tyler*, een 32-jarige ex-marinier die twee keer naar Irak ging en nu duurzaamheidsexpert is. Hij werkte tijdens de Ebola-uitbraak in West-Afrika, was op Haïti in de nasleep van de orkaan en ontwikkelde afvalvoorzieningen in Sierra Leone. Nu heeft hij last van PTSS en slaapproblemen. “Als ik één nacht niet geslapen heb kan ik best productief zijn, maar na drie of vier nachten ben ik echt niks meer waard,” zegt hij. Op dat punt heeft hij in principe al rond de dertig uur gewerkt, dus als hij tijd voor zichzelf nodig heeft om zijn slaapritme te herstellen, en het prettig vindt om bij zijn hulphond in de buurt te zijn, dan moeten zijn bazen er vertrouwen in hebben dat hij alsnog zijn werk afkrijgt, maar dan in zijn eigen tijd.

De veertigjarige Daniel Gritzer heeft last van misofonie, wat inhoudt dat bepaalde geluiden gevoelens van woede, haat of walging bij hem oproepen. Het gaat in zijn geval vooral om luid getyp en geluiden die uit de mond komen, zoals smakken en luid kauwen. Wat dat betreft is het vrij ironisch dat hij culinair directeur is van de kookwebsite Serious Eats.

Advertentie

Als Gritzer in de testkeuken werkt of een video maakt, is er genoeg achtergrondgeluid om de meeste aanstootgevende geluiden te blokkeren. De rest van de tijd draagt hij een koptelefoon en luistert hij muziek. Een simpele ingreep dus, die hem in staat stelt om zijn werkdag zonder problemen door te komen. “Ik heb ook weleens gehad dat mensen dachten dat ik niet sociaal was, of niet in staat ben om mijn werk goed uit te voeren. Ze vroegen zich vast ook af waar ik in vredesnaam naar luisterde.”

In het laatste kantoor waar Luterman werkte had ze een eigen bureau, en kwamen er regelmatig collega’s naar haar toe om een praatje te maken. Om ze tegemoet te komen hing ze na een tijd een bordje bij haar bureau met verschillende kleuren: rood betekende dat ze geconcentreerd was en niet gestoord wilde worden, bij geel was ze wel aan het werk maar stond ze open voor een praatje, en groen hield in dat ze niet zoveel te doen had. Daardoor was ze een stuk beter in staat om haar werk af te krijgen.

“Ik denk dat mijn autisme me een goede eindredacteur maakt: ik kan goed patronen herkennen en regels volgen, en ik merk snel tegenstrijdigheden op. En ik vind het ook niet erg om saai, repetitief werk te doen,” zegt ze.

Als werkruimtes beter uitgerust worden, flexibeler zouden zijn en er meer over behoeftes van individuele werknemers wordt gepraat, kan volgens Austin uiteindelijk iedereen daarvan profiteren – zo blijkt uit zijn eigen onderzoek. Al staat zeker niet iedere werkgever ervoor open. “Soms denken ze dat ‘mensen tegemoetkomen’ betekent dat je ze minder laat doen of de standaard verlaagt,” zegt hij.

Advertentie

Bedrijven als IBM en Yahoo probeerden al eens hun personeelsbestand voor een groot deel op afstand te laten werken. IBM zei in 2017 tegen The Atlantic dat zo’n 40 procent van hun 386.000 werknemers wereldwijd “niet eens een kantoor hebben”, maar die beslissing werd al snel teruggedraaid toen bleek dat de productiviteit en de winst lager uitvielen.

Ballard heeft het idee dat dit soort verhalen tot misverstanden leiden. Een betere werkplek creëren en werknemers daarin tegemoetkomen is immers iets heel anders dan de werkplek volledig elimineren. Uit een onderzoek van Gallup uit 2017, waarvoor meer dan 7000 Amerikanen naar hun werkervaringen werden gevraagd, bleek bovendien dat de mensen die zich het meest betrokken bij hun werk voelden vaak drie tot vier dagen niet op een externe locatie werkten – en dus niet de mensen waren die vooral thuis of op kantoor zaten.

1556900341670-1024px-Lyons_Architects_Office

Open kantooropstellingen. Afbeelding: Wikimedia Commons

“Ik denk dat er een misverstand bestaat dat wanneer je dit doet, je mensen ermee weg laat komen dat ze minder doen, of dat de kwaliteit eraan onderdoor gaat – en dat is gewoon niet waar,” aldus Baillard. “Toen de prestaties bij Yahoo en IBM tegenvielen, kwam dat niet doordat meer mensen op afstand gingen werkten, maar omdat hun leidinggevenden niet wisten hoe ze daarmee om moesten gaan.”

Wel geeft hij toe dat het ook weer niet de andere kant op moet slaan. Als iemand bijvoorbeeld een sociale-angststoornis heeft, kun je beter voorkomen dat diegene overprikkeld raakt. “Maar als je een omgeving creëert waarin diegene zichzelf volledig afzondert en geen sociale interactie heeft, worden ze daar ook niet beter van,” zegt Ballard.

De oplossing ligt waarschijnlijk ergens in het midden: een workflow waar nog wel wat sociale interactie bij kan komen kijken, maar waarbij onnodige communicatie beperkt blijft. Daarom is het volgens Ballard belangrijk dat managers kunnen omgaan met allerlei soorten neurodiversiteit, zodat ze het merken als iemand ergens mee worstelt. Daar worden ze zelf uiteindelijk ook beter van. “Uit ons onderzoek is gebleken dat veel van dit soort aanpassingen ook nuttig zijn voor andere werknemers,” bevestigt Austin.

Bij het softwarebedrijf SAP zien ze werknemers op een kantoor als verschillende puzzelstukjes, die ieder een net iets andere vorm hebben, vertelt hij. “Bedrijven die efficiënt en productief te werk willen gaan, hebben in feite altijd van werknemers verwacht dat ze geen afwijkingen hebben, en iedereen lekker hetzelfde is.”

Tegenwoordig begrijpen we volgens Austin wel steeds meer dat, als je originele ideeën wilt bedenken, je soms juist die afwijkende puzzelstukjes nodig hebt. “En dat je je personeel dus niet als last ziet, maar als deur naar nieuwe kansen, een manier om nieuwe dingen te creëren.”

*Sommige namen zijn om privacyredenen gefingeerd.