dood

Op de workshop ‘lijkwaden ontwerpen’ stond ik even stil bij mijn sterfelijkheid

Omdat het verstandig is je overal op voor te bereiden maakte ik vast een kleed om in begraven te worden.
gwenlijkwade
Foto door de auteur

Bij het zien van de flyer voor de workshop ‘lijkwaden ontwerpen’ ben ik meteen enthousiast: “ Heb je ooit nagedacht over wat je zou dragen als je sterft? Kom naar onze workshop om actief na te denken over je eigen overlijden en om je eigen lijkwade te ontwerpen.” Omdat ik gefascineerd ben door de dood en graag mensen wil leren kennen die dat ook zijn, schrijf ik me in voor de workshop, die wordt georganiseerd door de Amsterdamse kunstinstelling Mediamatic en begeleid door begrafenisondernemer Susanne Duijvestein. Als op de ochtend van de workshop de wekker gaat, lig ik doordrenkt van het bier op een bank. Ik ben op een after en ik heb misschien een half uur geslapen. Er zit shag in mijn haar. Ik voel me niet al te best, maar dat geeft niet: stilstaan bij je sterfelijkheid gaat vast goed als je voor je gevoel reeds overleden bent. Daarom stap ik, iets later dan de bedoeling, met goede moed de workshopruimte in. Een gezelschap dat voornamelijk bestaat uit oudere vrouwen zit al klaar. Helemaal achterin een jongen van mijn leeftijd. Ik ga naast hem zitten. Hij is in z’n eentje, hij is knap, en net als ik geïnteresseerd in de dood. Nooit gedacht dat ik de liefde van mijn leven zou vinden bij een workshop lijkwaden maken. Tijdens het openingspraatje leer ik dat begraven of gecremeerd worden in een kist helemaal niet verplicht is, en dat het daarom beter is voor het milieu om de kist gewoon achterwege te laten. Al die doodskisten worden maar een paar dagen gebruikt, maar er moeten wel een boel bomen voor worden gekapt. Ook leer ik dat het in Nederland in de achttiende eeuw heel gewoon was om je eigen lijkwade te maken. “Vrouwen maakten voordat ze trouwden een lijkwade voor zichzelf en hun verloofde, die gedragen werden tijdens zowel bruiloft als begrafenis,” vertelt Susanne. Verder krijg ik te horen dat een lijkwade door nabestaanden vaak als prettiger wordt ervaren dan een kist “omdat het aaibaarder is en uitnodigt tot aanraken.”

Advertentie
1574779247110-doodgwen1

Foto door de auteur

Nu ben ik helemaal om: ik wil een lijkwade en wel nu. Maar voordat ik begin, vraag ik Susanne of ik niet beter kan wachten met het maken van mijn lijkwade tot ik wat ouder ben (ik ben immers een kerngezonde twintiger). Daar is Susanne het niet mee eens. “Hoe oud je ook bent, het is helend om stil te staan bij je eigen dood. Daardoor ga je het leven meer waarderen. Bovendien zijn veel mensen bang voor de dood. Door een lijkwade te maken, maak je verbinding met je eigen tijdelijkheid en kun je die angst misschien wel overwinnen.” Dan is het tijd om te beginnen. We kunnen kiezen uit allerlei soorten doeken die we naar wens kunnen borduren, tie-dyen, bestempelen of verven. Of je er nou een feestelijke jurk van wil maken of een eenvoudige doek, alles kan. “Misschien wil je net als ik de lijkwade ook wel dragen op je verjaardag,” zegt Susanne. “Zo ga je weer even de verbinding met de dood aan.” Omdat ik al een aandachtstrekker bij leven ben, besluit ik dat ik voor de balans als dode beter uit de verf kom als ik er sober uit zie. Bovendien is het naaien van een jurk absoluut te hoog gegrepen. Daarom kies ik voor een eenvoudige katoenen doek, waar ik in opgerold kan worden. Om zeker te weten dat het past, rolt Susanne me even op tot een soort ongemakkelijke burrito. Al snel word ik ontzettend rustig; in je doodskleed liggen blijkt kalmerend. Als we de stof van de rol knippen, besluit ik het wat ruimer te nemen. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat ik wat aangekomen ben tegen de tijd dat ik het loodje leg. Terwijl ik het op maat geknipte doodskleed een tintje bruiner verf met koffiedik, maakt mijn knappe buurman – hij blijkt Raphael te heten – ondertussen aardappelstempels om zijn doodskleed te kunnen versieren. Waarom hij hier is, vraag ik hem. “Ik ben bang voor de dood, omdat ik me er zo weinig bij kan voorstellen. Ik kan er ‘s nachts echt wakker van liggen. Door hier de confrontatie aan te gaan met de dood hoop ik minder bang te worden.” Dan vraagt hij of ik mee ga roken. Dat wil ik wel, we proberen vandaag immers dichter bij de dood te komen.

Weer terug in het zaaltje valt er opeens een enorme droevigheid over me heen. Ik weet niet of het de kater is, de regenachtige dag, of de workshop, maar kijken naar mensen die druk in de weer zijn met voor zichzelf bestemde doodskleden brengt me in een soort existentiële wanhoop. Ik zie voor me hoe ik op een dag in mijn met koffiedik geverfde kleed onder de grond lig, terwijl de bezoekers van mijn begrafenis zich volproppen met cake. Het besef van mijn toekomstige dood daalt nu echt in. Dit zou helend moeten zijn, maar ik pink een traantje weg terwijl ik – inmiddels bloedserieus – de voorletters van mijn broers op mijn doodskleed borduur. “Wordt u ook zo treurig van het bezig zijn met uw eigen dood?”, vraag ik mijn bejaarde buurvrouw. Ze is bezig om haar doodskleed te tie-dyen in vrolijke kleuren. “Ik ben al oud,” zegt ze. “Daarom heb ik er vrede mee. Jij bent nog jong, dus je voelt die vrede nog niet. Maar dat komt nog wel.” Na vier uur ploeteren is de workshop afgelopen. Omdat ik vind dat ik nu wel genoeg met mijn toekomstige dood ben bezig geweest, besluit ik iets te doen wat ik alleen bij leven kan: ik vraag mijn buurman of hij zin heeft om wat te gaan drinken. Op een bankje aan het IJ drinken we samen een blik Lidl-bier. We proosten op onze dood, maar vooral ook op het leven, dat ik opeens heel erg waardeer. Terwijl ik over het water tuur, realiseer ik me dat Susanne gelijk had toen ze zei dat je het leven meer gaat waarderen door bezig te zijn met je dood.