Een dagboek van een week in mijn leven als puber met een zware depressie
Illustratie door Elise Vandeplancke

FYI.

This story is over 5 years old.

geestelijke gezondheid

Een dagboek van een week in mijn leven als puber met een zware depressie

"Wat heeft het voor nut om nog naar school te gaan? Ik ben helemaal niet van plan om over vijf jaar nog op deze aarde rond te lopen – dan heb ik er al lang een einde aan gemaakt.”

Disclaimer: het lezen van dit artikel kan triggerend zijn voor mensen met depressieve neigingen.

Kortgeleden was ik mijn oude harde schijf aan het opruimen, toen ik een aantal dagboekfragmenten tegenkwam die ik schreef in de tijd dat ik ernstig depressief was. Mijn depressie begon heel vroeg, zo rond mijn twaalfde, maar ik werd pas een aantal jaar later gediagnosticeerd. Tot die tijd had ik professionele hulp zoveel mogelijk van me afgeschoven; voor mijn depressie schaamde ik me niet zozeer, voor mijn boulimia nervosa en body dysmorphic disorder (BDD) des te meer. Misschien omdat mensen voor een depressie nog wel enig begrip kunnen opbrengen, maar het onbegrip bij boulimia en BDD – waarbij je een vervormd beeld in de spiegel ziet, alsof je te allen tijde in een lachspiegel kijkt – vaak veel groter is.

Advertentie

Mijn ouders herkenden mijn symptomen. Mijn vader is huisarts en mijn moeder van huis uit verpleegkundige op de Intensive Care, en voor hen was het vrij duidelijk dat ik in een zware depressie verzand was geraakt. Maar ik trok me weinig van hen aan. Depressief? Ik was gewoon wat bozer en verdrietiger dan ik normaal was – en ik was van nature al bepaald geen zonnetje.

Pas terugkijkend, toen mijn psychiater me op mijn zeventiende Prozac voorschreef omdat ik alleen maar verder wegzakte in mijn depressie, besefte ik hoe ver ik eigenlijk heen was. Hieronder lees je een gemiddelde week uit de tijd dat ik nog zwaar depressief was, in de tijd dat ik als vijftienjarige op de middelbare school zat en nog maar amper erkende dat er überhaupt iets niet helemaal goed zat. Hoewel ik het destijds als dagboek schreef, verbaas ik me er nu over hoe afstandelijk ik als puber naar mijn problemen keek. Ik was me door mijn problematiek al bovengemiddeld bewust van de blikken van anderen op me, maar deze puber is zich altijd bewust van een publiek, lijkt het.

Maandag

Een nieuwe week. Ook wel een nieuwe emmer stront aan ellende die ik over me heen geschud ga krijgen. Ik word wakker en lig in bed moed te verzamelen om op te staan en onder de douche te stappen. […]

Ik zet in het donker de douche aan, en steek een waxinelichtje aan dat ik op de rand van de wastafel zet. Zo hoef ik mijn verachtelijke lichaam in ieder geval zo min mogelijk te zien. Gelukkig heb ik bij mijn ouders thuis mijn eigen badkamer; dan krijgen zij minder mee van alle rare rituelen die bij mijn BDD komen kijken, zoals mijn gezicht eindeloos analyseren in de spiegel en lijstjes maken van alle chirurgische ingrepen die ik wil ondergaan.

Advertentie

Uiteindelijk krijg ik mezelf toch zo ver de bus naar Goes te nemen, waar ik op school zit. Eenmaal daar vraag ik me alleen maar af wat ik er in vredesnaam doe. Wat heeft het nut om deze opdrachten voor geschiedenis zo zorgvuldig uit te werken? Waarom zou ik nadenken over mijn toekomst? Ik ben helemaal niet van plan om over vijf jaar nog op deze aarde rond te lopen, laat staan dat ik een vervolgopleiding ga doen – dan heb ik er allang een einde aan gemaakt. Dan kan ik mezelf toch veel beter daadwerkelijk nuttig maken? Misschien als vrijwilliger in een dierenasiel, weet ik veel.

Eenmaal thuis kruip ik vroeg mijn bed in. Ik vind alleen rust in mijn hoofd wanneer ik niet bij bewustzijn ben. Niemand die tegen me aan mekkert. Geen gezeur. Stilte.

Dinsdag

Ik zeg tegen mijn moeder dat ik vandaag de eerste drie uur vrij ben, zodat ze naar werk gaat zonder mij lastige vragen te stellen over waarom ik nog niet op school zit. Gelul, natuurlijk. Ik spijbel me de laatste maanden het leplazerus. Niet omdat ik school nou per se zo vervelend vind (meestal geeft het me wat broodnodige afleiding), maar omdat ik het de laatste tijd zo vreselijk moeilijk vind naar buiten te gaan.

Ik heb een eetbui en steek halverwege de middag tot bloedens toe mijn vinger in mijn keel. Fijn, dat is er ook weer uit.

Iedere dag voelt het alsof ik uit een meterslange put moet zien te klimmen. Meestal kom ik maar halverwege, maar op de dagen dat ik bijna het einde lijk te halen, val ik toch weer naar beneden. Ik wil zo graag rust.

Advertentie

Ik heb een eetbui (drie zakken chips en twee rollen koekjes dit keer) en steek halverwege de middag tot bloedens toe mijn vinger in mijn keel. Fijn, dat is er ook weer uit. Ik geef de laatste tijd exorbitante hoeveelheden geld uit aan al het eten dat ik tijdens mijn eetbuien opmaak. Als mijn moeder weer thuis komt van werk, doet ze een poging me op te vrolijken. Dat doet ze altijd, door opgewekt vragen aan me te stellen over hoe mijn dag was. Ik hou zielsveel van haar, maar haar montere houding werkt me alleen maar op de zenuwen. Ik breng de rest van de avond op mijn slaapkamer door. Die nacht google ik naar de minst pijnlijke manieren om zelfmoord te plegen.

Woensdag

Woensdag. Bijna halverwege de week. Ik probeer mijn moeder wijs te maken dat ik griep heb zodat ze me ziek meldt op school, maar ze gelooft me niet. Ik jank en schreeuw net zo lang tegen haar tot ze uiteindelijk alsnog overstag gaat. Of eigenlijk gaat zij niet overstag, maar mijn vader, die – begrijpelijk wel, ik kan aardig dramatisch zijn – van het gezeur af wil zijn. Ik lig drie uur lang weg te weken in bad en merk dat ik een steeds grotere hekel aan mezelf begin te krijgen. Ik reageer mijn ellende standaard af op de mensen die het dichtst bij me staan, en trek iedereen in mijn ellende mee.

De rest van de dag maak ik wat huiswerk. School laat ik eigenlijk maar zelden echt verslonzen, hoe nutteloos ik mijn leven ook vind. Mijn docenten weten dat het niet al te best met me gaat, en zolang ik maar goede cijfers blijf halen, lijken ze een oogje toe te willen knijpen. De weinige eigenwaarde die ik nog heb, haal ik uit het feit dat ik tenminste nog goede cijfers haal.

Advertentie

Donderdag

Ik heb van die dagen dat zelfdoding ongeveer het enige is waar ik aan kan denken. Vandaag is zo’n dag. De laatste tijd heb ik een ongezonde fascinatie ontwikkeld voor Sylvia Plath, de Amerikaanse schrijfster die zelfmoord pleegde door zichzelf te verstikken met gas uit haar oven, wier boeken ik aan het lezen ben voor school. Op tragi-romantische wijze je hoofd in een oven parkeren, misschien is dat ook wel mijn lot.

Op tragi-romantische wijze je hoofd in een oven parkeren, misschien is dat ook wel mijn lot.

Ik ben vandaag wel naar school gegaan, maar zit met mijn gedachten heel ergens anders. Sinds een paar maanden vraag ik me steeds vaker af of het wel normaal is dat ik me zo voel. Ik ben 15, en weet dat ik naar alle waarschijnlijkheid nogal last heb van mijn hormonen en stemmingswisselingen, maar dit? In deze mate? Iedere dag weer een hoop psychische ongein over me heen uitgekieperd krijgen? ‘s Middags geef ik voor het eerst over op een van de toiletten op school. Wow, nieuwe dieptepunt. Lekker bezig, Lotte.

Die middag krijgt mijn beste vriendin me zover zowaar de stad in te gaan om even wat te drinken. Voor het eerst sinds weken ervaar ik weer een beetje plezier. Misschien is het allemaal toch niet zo erg als ik eerder vandaag dacht.

Vrijdag

Vrijdag voel ik me zelfs naar omstandigheden vreselijk belabberd, ondanks het feit dat het bijna weekend is en ik mezelf dan twee dagen op kan sluiten in mijn kamer. Ik weet mezelf zowaar mijn bed uit te slepen en stap de bus in naar school. Ik heb de eerste paar uur vrij en besluit een boekje te lezen in een cafeetje vlakbij het treinstation, tot school begint.

Advertentie

Rond het station hangen doe ik wel vaker. Het geeft me ergens een geruststellend gevoel: als het me allemaal écht te veel wordt en werkelijk alle hoop op verbetering in rook is opgegaan, kan ik altijd nog besluiten er een eind aan te maken. Een plan B dat ik altijd in werking kan stellen, mocht de nood hoog genoeg zijn. Ergens vermoed ik dat dat punt onvermijdelijk gaat komen.

Op school begin ik me langzaamaan wat beter te voelen. Het is de laatste schooldag van de week, wat betekent dat ik hierna – mocht ik daar behoefte aan hebben – twee dagen onophoudelijk kan slapen. Op sommige dagen, zoals gisteren, heb ik – ondanks de donkere wolk die me altijd overal vergezelt – het idee dat het misschien, ooit, een beetje beter zal gaan worden. Vandaag is niet zo’n dag. Als dit is hoe uitzichtloos de rest van mijn leven gaat zijn, hoeft het van mij allemaal niet meer. Eenmaal thuis blijf ik tot vijf uur 's ochtends wakker, eet ik een gigantische hoeveelheid rotzooi, steek ik mijn vinger weer tot bloedens toe meerdere malen in mijn keel en kijk in de tussentijd naar herhalingen van The Hills.

Zaterdag

Op zaterdag blijf ik tot een uur of drie ‘s middags in bed liggen. Ik word vrij versuft wakker van de overdaad aan slaap. Ik besluit met de honden naar het strand te gaan. Uitwaaien aan zee doet me om de één of andere reden altijd goed. Eenmaal thuis google ik naar documentaires over eetstoornissen.

Steeds vaker merk ik op dat mijn vriendinnen niet hetzelfde eetgedrag vertonen als ik. Ik hoor ze weleens praten over de ‘eetbuien’ die zij zogenaamd hebben, en denk dan aan de gigantische hoeveelheden voedsel die ik op sommige dagen naar binnen werk – en er dan weer uitgooi. Mijn eetbuien en daaropvolgende braakpartijen vinden altijd plaats in het holst van de nacht, wanneer niemand me kan betrappen en iedereen op één oor ligt. Mijn moeder zegt weleens dat ik een eetstoornis heb, maar daar ben ik volgens mij veel te dik voor.

Advertentie

Mijn vriendinnen nemen meer en meer afstand van me. Logisch, wel. Ik zou precies hetzelfde doen, denk ik.

Ik zie aan alles dat mijn vriendinnen me steeds vervelender beginnen te vinden. “Wat is er, Lot?”, vragen ze bijna iedere dag. Geprikkelde blikken volgen wanneer ik brom dat er “niks is.” Ik heb net weer een sms’je van een van hen gekregen. “Als je wil praten kan dat hè?,” stuurt ze. Heel lief, maar ik heb haar en de rest niets te zeggen. Ik weet zelf niet eens wat er aan de hand is. Ze nemen meer en meer afstand van me. Logisch, wel. Ik zou precies hetzelfde doen, denk ik.

Die avond ga ik lang in bad, een van de dingen die me helpt wanneer ik een eetbui op voel komen. Ik val vroeg in slaap en heb vandaag geen neiging gehad tot braken. Een unicum.

Zondag

Zondag staat in het teken van slaande ruzie met mijn moeder. Omdat we zo van elkaar verschillen, weet ze altijd precies het verkeerde op het verkeerde moment te zeggen. Dat ligt overigens maar voor een heel klein deel aan haar; ik sla standaard aan wanneer ze iets tegen me zegt, om de kleinste dingen. Af en toe ben ik net zo’n woedende, trillende chihuahua.

Vandaag heeft ze besloten dat het een goed idee is om, ondanks het feit dat ik heb gezegd dat ik absoluut niet met haar wil praten, een stoel naast mijn bed te parkeren en daar net zo lang te blijven zitten totdat ik mijn bek open trek. Praten over mijn problemen. Laat 't nou net datgene zijn waar ik absoluut geen zin in heb. Na een uur of twee geeft ze het op en hoor ik haar beneden zachtjes huilen. Wat ben ik toch ook een kutwijf. Als ik er niet meer zou zijn, zouden mijn ouders eerst heel verdrietig zijn, maar uiteindelijk zou het hen alleen maar voordelen opleveren, bedenk ik me.

Advertentie

Mijn vader komt me opzoeken in mijn kamer en zegt dat ik me echt niet meer zo mag gedragen tegenover mijn moeder, dat ik haar hart keer op keer breek en haar normaal te woord moet kunnen staan. Ik weet het, ik heb het allemaal al honderd keer gehoord, maar mijn moeder en ik zijn zulke extreme tegenpolen dat alles wat ze zegt bij mij in het verkeerde keelgat schiet. Zij is extravert, ik introvert. Zij wil altijd alles uitpraten, ik ben een binnenvetter. Zij omringt zich het liefst continu met mensen, ik zou het prima vinden om de rest van mijn leven door te brengen in een donkere kelder waar ik post mag sorteren.

Ik heb een stekende hoofdpijn van al mijn gehuil vandaag en val rond een uur of 7 ‘s avonds in een diepe slaap. Morgen weer maandag. Ik moet er nog even niet aan denken.


Inmiddels zijn we elf jaar verder. Ik ben 26, werk fulltime bij VICE als redacteur, en over het algemeen gaat het goed met me. Twee jaar na bovenstaande gebeurtenissen erkende ik eindelijk dat ik hulp nodig had, en ging ik een intensief behandeltraject aan bij de Ursula-kliniek in Leiden, een gespecialiseerde eetstoornissenkliniek. Daar ging ook veel aandacht uit naar mijn andere psychische problemen en depressie. Ik slik al bijna tien jaar een antidepressivum en heb nog altijd depressieve en eetgestoorde neigingen, maar weet die nu een stuk beter onder controle te houden. Op het moment dat ik Prozac begon te slikken, verminderden mijn suïcidale gedachten al na een paar weken. Ik heb ze van mijn twaalfde tot mijn zeventiende continu met me meegedragen, maar iedere keer als ik op het punt stond daadwerkelijk een einde aan mijn leven te maken, bedacht ik me dat ik dit mijn ouders en zusje gewoon niet aan kon doen.

Tegenwoordig ben ik heel blij dat ik nog leef; natuurlijk heb ik nog altijd mijn slechte dagen, maar dood wil ik absoluut niet meer. Mijn psychische problemen zijn iets waar ik de rest van mijn leven rekening mee zal moeten houden, en daar ben ik oké mee. De weg naar herstel is een lange geweest, maar is het – hoe cliché dit ook mag klinken – helemaal waard geweest.

Mocht je jezelf of iemand in je omgeving in bovenstaande problematiek herkennen, neem dan alsjeblieft contact op met je huisarts. Ook kun je MIND Korrelatie contacteren via 0900 1450, of kijk op de site van de organisatie .

Denk jij aan zelfdoding? Of ken jij iemand die aan zelfdoding denkt? Hulp zoeken werkt echt. Start een anonieme chat op www.113.nl (113 Zelfmoordpreventie) of bel 0900-011 .