VICE NL - TONICTonic - health by VICE.https://www.vice.com/nl%2Ftopic%2FtonicnlFri, 12 Jul 2019 08:21:36 GMT<![CDATA[Wanneer vertel je een date over je psychische problemen?]]>https://www.vice.com/nl/article/neapvm/wanneer-vertel-je-een-date-over-je-psychische-problemenFri, 12 Jul 2019 08:21:36 GMTIedereen die weleens last heeft van psychische problemen, weet dat dit voor een partner ook ingrijpend kan zijn. Daarom is het soms ook lastig om erover te vertellen als je iemand net leert kennen – stel je voor dat je nieuwe liefje erop afknapt.

Wanneer vertel je iemand over je problemen? Meteen op de eerste date? Of zwijg je erover totdat je door de mand valt? Het is een ingewikkelde vraag en het antwoord verschilt per persoon. Ik vroeg vijf mensen met psychische problemen wanneer ze daarover vertellen aan mensen waarmee ze daten, en hoe erop wordt gereageerd.

Merel (33), heeft een bipolaire stoornis

Meestal vertel ik op de tweede date dat ik een bipolaire stoornis heb. Ik zeg dan iets als: “Ik vind het heel erg leuk met je, maar voordat we verder gaan, wil ik dat je iets weet.” Ik heb mezelf geaccepteerd zoals ik ben, dus ik ben niet bang voor negatieve reacties. Ik wil dat iemand verliefd op me wordt om wie ik ben, niet om hoe ik me voordoe. Als mensen er niet mee om kunnen gaan, dan zoek ik gewoon verder naar iemand die dat wel kan. Ik vind het belangrijk dat ik hier vrij snel open en eerlijk over ben, juist zodat ik weet of iemand kan omgaan met mijn depressieve en manische episodes. Ik ga niet riskeren dat ik al helemaal voor iemand ben gevallen, en dat dan blijkt dat diegene er niet mee om kan gaan.

Toch begin ik er op de eerste date niet over. Bij een onenightstand doet het er gewoon niet toe. Als ik serieus met iemand aan het daten ben, vertel ik het tijdens het tweede afspraakje. Ik vind het fijn als iemand op een eerste date nog met een open blik naar me kan kijken.

Ik ben ooit bijna een jaar opgenomen geweest in een inrichting. Als ik dat vertel, komt het weleens voor dat mensen daarvan schrikken. Dat ik een bipolaire stoornis heb, zegt op zich niet zoveel. Maar als ik vertel over mijn suïcidale periodes en het leven in een psychiatrische inrichting, schrikken mensen. Als ik merk dat iemand er echt heel erg van schrikt, weet ik eigenlijk meteen dat het niet gaat werken. Dan zet ik er vaak zelf een punt achter.

Sebastiaan (34), heeft complexe PTSS en terugkerende depressies

Er is op internet veel over mij en mijn psychische problemen te vinden; ik zit in voorlichtingsfilmpjes over suïcide en geef weleens interviews over mijn psychische problemen om dit onderwerp uit de taboesfeer te halen. Mensen hoeven dus mijn naam maar te googelen, en ze weten precies wat er met me aan de hand is. Ik heb weleens meegemaakt dat iemand waarmee ik datete er op die manier achter kwam.

Ze reageerde erg geschrokken, wat ik me ergens wel kan voorstellen. Het is ook nogal wat. Toch vind ik niet dat ik verplicht ben om er meteen over te beginnen. Er wordt meteen zo’n stempel op je gedrukt. Ik vind dat je er pas over moet beginnen als je daar zelf zin in hebt. Dat kan op de vijfde date zijn, maar ook op de tiende. Het is belangrijk dat ik iemand vertrouw voordat ik me kwetsbaar opstel. No way dat ik op de eerste date meteen zeg dat ik PTSS heb en depressief ben. Dan ziet iemand helemaal niet meer wat ik daarnaast nog meer ben, zoals lief en grappig.

Manuela (27), is autistisch en heeft een dwang- en eetstoornis

Naast autisme, een dwangstoornis en een eetstoornis, heb ik ook de diagnoses borderline persoonlijkheidsstoornis, depressie, ADHD en sociale fobie gehad. Ik zeg weleens: ik heb het hele pretpakket. Ik heb moeite met omschakelen; mijn dagplanning kan niet zomaar omgegooid worden, want dan krijg ik kortsluiting in mijn hoofd. Verder heb ik veel dwangroutines rondom eten. Voordat ik ga eten voer ik bepaalde handelingen uit, ik eet altijd op vaste tijdstippen en er moet iets specifieks te zien zijn op televisie. Ik eet ook niet in het openbaar. Als ik me niet aan deze regels houd, krijg ik een rotgevoel. Dat hangt ook weer samen met mijn autisme.

Als ik date, is het belangrijk dat de ander weet hoe hij ermee om moet gaan. Ik heb twee lange relaties gehad. De laatste duurde tweeënhalf jaar en is net uit. We hebben elkaar ontmoet op Happn, waar ik sinds kort ook weer af en toe op zit. Datingapps werken voor mij meestal beter dan uitgaan, want dat zorgt voor te veel prikkels. Op de eerste date vertel ik altijd meteen wat er met me aan de hand is. Alleen mijn eetstoornis houd ik wat langer voor mezelf. Ik heb het idee dat er op eetstoornissen een groter taboe rust dan op dwang. Bij dwang denken mensen aan een goed geordende kledingkast of dingetjes moeten rechtleggen - dat is ergens nog wel charmant. Maar een eetprobleem wordt weleens gezien als een beperking op het sociale leven dat je samen kunt hebben. Daarom stel ik het benoemen van mijn eetprobleem het liefst uit totdat iemand met me uit eten wil. Dan moet ik het wel vertellen.

Ik heb weleens meegemaakt dat jongens niet met me wilden daten omdat ik aangaf dat ik vanwege mijn stoornissen moeite heb met buiten de deur afspreken. Dat vond ik nogal lomp. Maar ondanks dat ik weleens vervelende reacties heb gekregen, vertel ik het toch het liefst meteen op de eerste date. Het wordt op de lange termijn gewoon niks als de ander er niet mee om kan gaan.

Brenda (37), is autistisch en heeft eetproblemen

Ik ben nu twee jaar samen met mijn vriend. We hebben elkaar ontmoet via een datingsite. Op de eerste date was ik al open over mijn psychische problemen. We waren allebei op zoek naar een vaste relatie, en daarom vond ik dat hij het recht had om te weten wie hij voor zich had. Ik vind dat je als je aan het daten bent, je niet per se je diagnoses hoeft te benoemen, maar wel wat je gedrag in het dagelijks leven betekent voor de ander. Zo heb ik het dus ook benaderd tijdens onze eerste date. Ik heb hem uitgelegd dat als er op een dag meerdere dingen op de planning staan, er ruimte moet zitten tussen de afspraken. Of dat ik soms ‘s middags een uurtje moet gaan liggen. Als ik dat niet doe, raak ik overprikkeld, word ik angstig, wordt eten moeilijk en kan ik boos en geïrriteerd worden.

Ik vind het niet spannend om te vertellen over mijn gebruiksaanwijzing. Ik was op zoek naar een serieuze relatie en als iemand daar echt van schrikt, houdt het gewoon op. Ik heb niet de neiging om me beter voor te doen dan ik ben. Uiteindelijk snij ik mezelf dan in de vingers, want hij komt er toch wel een keer achter. Bovendien is het ook gewoon onpraktisch als hij het niet weet. Omdat mijn vriend weet van mijn eetproblemen, houdt hij er rekening mee. Als ik het druk heb, eet ik niet meer. Hij herinnert mij er dan aan. Dat is fijn voor ons allebei.

Maartje (24), heeft PTSS

Door meerdere traumatische ervaringen, waaronder misbruik in mijn jeugd, heb ik PTSS ontwikkeld. Binnen liefdesrelaties speelt dat een rol omdat ik een seksueel trauma en hechtingsproblematiek heb. Sinds ruim twee jaar heb ik een vaste relatie met mijn vriend. Ik ontmoette hem tijdens een vakantie op een boerderij in Frankrijk. Hij wist toen al een beetje wat er met mij aan de hand was; ik ben er vrij open over en zodoende had hij het al van anderen gehoord. Ik heb veel littekens van automutilatie op mijn lichaam, dus daar kan ik ook niet echt omheen. Wel heb ik iets langer gewacht met vertellen dat ik seksueel misbruikt ben, omdat niet iedereen daar altijd even fijn op heeft gereageerd. Ik heb weleens meegemaakt dat een jongen zei: “Met jou kan ik dus niet aankomen bij mijn familie.” Dan merk je dat er nog een enorm stigma rust op psychische problemen. Toen ik mijn huidige vriend ontmoette, automutileerde ik niet meer en ging het al veel beter met me. Dat maakte het ook makkelijker om het te vertellen. Toch was ik alsnog bang om afgewezen te worden. Gelukkig oordeelde mijn vriend niet.

Ik vind het belangrijk om over mijn problemen te vertellen als ik met iemand date, omdat het, net als mijn verleden, onderdeel is van wie ik ben. Toch vind ik het tegenwoordig minder belangrijk om te benoemen dan eerst, omdat mijn problemen nu minder aanwezig zijn. Ik heb een tijd last gehad van dissociaties. Dan werd ik uit het niets slap en viel ik op de grond. Om praktische redenen moesten mensen dan weten wat er met me aan de hand was, anders schrikken ze zich rot en bellen ze een ambulance terwijl dat niet nodig is.

Als ik met iemand date, wil ik ook graag weten wat er in diegene omgaat en waar ik rekening mee moet houden. Maar dat is iets anders dan dat ik op de eerste date verwacht dat er een lijst aan diagnoses gepresenteerd wordt. Ik denk dat iedereen moet doen wat goed voelt. Als het relevant is, vertel je het. Maar voel je niet verplicht om het overhaast te doen. Je bent meer dan je psychische problemen.

]]>
neapvmGwen van der ZwanGwen van der ZwanTitia Hoogendoorngezondheidpsychische problemengeestelijke gezondheiddepressieRelatieseetstoornisliefdeDatenTonic
<![CDATA[Hoe het is om een relatie te hebben als je allebei psychische problemen hebt]]>https://www.vice.com/nl/article/ywykjm/hoe-het-is-om-een-relatie-te-hebben-als-je-allebei-psychische-problemen-hebtFri, 21 Jun 2019 11:31:09 GMTAls je een partner hebt met psychische problemen, kun je bij een hulplijn advies krijgen om daarmee om te gaan. Maar hoe is het als je als koppel allebei psychische problemen hebt? Versterk je dan elkaars gevoelens, of trek je elkaar er juist uit als het even niet meer gaat? Omdat ik hier benieuwd naar was, zocht ik contact op met journalist Myrthe van der Wolf (36) en meubelmaker Vincent van Kallen (39). De twee leerden elkaar negen jaar geleden kennen in Deventer. Vincent was daar toen net ontslagen uit het psychiatrisch ziekenhuis Dimence en Myrthe worstelde met de suïcide van haar vader. Ze werden verliefd en gingen samenwonen in Amsterdam. Hier werd Vincent tussen 2015 en 2017 nog vier keer opgenomen.

Vincent werd in eerste instantie gediagnosticeerd met een depressie, maar kreeg twee jaar geleden de diagnose borderline. Hier volgt hij nu een intensief hulptraject voor. Myrthe heeft tweemaal per week traumagerichte therapie voor haar posttraumatische stressstoornis. Samen vinden zij het belangrijk om open te zijn over hun psychische problemen, en het stigma dat hieromheen hangt te doorbreken. Ik sprak ze over hun relatie, en de voor- en nadelen van samen zijn met iemand die in hetzelfde schuitje zit.

VICE: Ha Myrthe en Vincent, hoe hebben jullie elkaar ontmoet?
Myrthe van der Wolf: We komen allebei uit Deventer en kenden elkaar van gezicht. Via Facebook raakten we vervolgens in gesprek over de zelfdoding van mijn vader. Vincent was toen net ontslagen uit het psychiatrische ziekenhuis, waar mijn vader ook had gezeten voordat hij suïcide pleegde. Ze hebben nog tegenover elkaar aan tafel gezeten tijdens de lunch, vertelde Vincent.
Vincent van Kallen: Myrthe en ik hadden elkaar weleens eerder gezien op een feestje, maar vonden elkaar toen niet zo interessant. Juist doordat we allebei door een moeilijke tijd gingen, ontstond er alsnog een klik. Onze psychische problemen hebben dus een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van onze relatie.

Waarvoor was jij opgenomen, Vincent?
Vincent: Ik had suïcidale neigingen. Toen ik mijn borderline-diagnose kreeg viel alles op zijn plek: ik kreeg eindelijk een passende behandeling, en na hard te hebben gewerkt gaat het nu weer goed met me. Ik ben inmiddels al bijna twee jaar crisis-vrij en ga mijn behandeling binnenkort afronden.
Myrthe: Ik heb hem een paar keer gevonden terwijl hij een poging deed. Hij werd dan opgehaald met een ambulance en naar de psychiatrische crisisopvang gebracht.

Hoe is het voor jou als Vincent zo depressief is, Myrthe?
Myrthe: Dat rakelt dan veel bij mij op. Mijn vader was acuut depressief: hij werd binnen een paar weken opgenomen en was een week later dood. Daardoor ontwikkelde ik mijn PTSS. Als het niet goed gaat met Vincent, ben ik geneigd om mijn eigen angsten op hem te projecteren. Omdat ik niet nog een geliefde aan zelfdoding wil verliezen, wil ik hem tijdens crisisperiodes eigenlijk het liefst achter slot en grendel zetten. Zijn depressies triggeren ook mijn PTSS en de angsten die daarbij horen. Ik heb het hier veel over met mijn therapeut. Ik heb stapsgewijs geleerd om Vincent niet te veel te controleren, dat is beter voor ons allebei.

Vincent, hoe is het voor jou dat als je in een depressieve periode zit, je ook een vriendin hebt met angstklachten en een trauma?
Vincent: Dat is soms wel moeilijk. Ik wil er niet verantwoordelijk voor zijn dat het met haar minder goed gaat. Maar als je in een huis zit met iemand die de hele dag depressief is, heeft dat natuurlijk wel invloed op je. Daar ontkom je niet aan.
Myrthe: Maar doordat we allebei psychische problemen hebben, begrijpen we elkaar ook juist weer beter. Vincent begrijpt wat mijn vader heeft meegemaakt, en ik snap het daardoor ook beter. Zo kan ik ook mijn eigen trauma beter plaatsen. Onze situatie is soms wel pittig, maar we werken er hard voor om onze relatie toch te laten werken. Humor speelt ook een belangrijke rol.

Heb je daar een voorbeeld van?
Myrthe: We maken grappen die anderen waarschijnlijk wat minder snel durven te maken. Vincent had bijvoorbeeld een keer een afscheidsbrief geschreven, maar ik vond hem tijdens zijn suïcidepoging. De volgende dag vroeg hij me wat ik nou eigenlijk van zijn afscheidsbrief vond. Op zich wel een aardige brief, antwoordde ik. Waarop hij zei: “Ja, ik hield het maar kort, want straks zouden mensen denken dat die jongen nooit wat zegt in zijn leven, en in zijn afscheidsbrief ineens hele boeken schrijft.”

Een andere keer had ik hem in zijn werkplaats opgespoord tijdens een suïcidepoging. Hij was er niet helemaal meer bij, maar zei met samengeknepen oogjes: “Jij vieze detective!” Zelfs op zulke momenten kunnen we lachen. Maar in ons dagelijks leven gebruiken we ook weleens onze diagnose als excuus om onder huishoudelijke klusjes uit te komen.

Wat is er vooral moeilijk aan om een relatie te onderhouden als je allebei psychische problemen hebt?
Myrthe: Als een van ons een slechte week heeft, is het voor ons allebei hard werken. Na zo’n week gaan we altijd even zitten om het erover te hebben. Dan nemen we door wat er gebeurde, en of we daar goed mee omgingen. Zolang we blijven praten gaat het goed.
Vincent: We vervelen ons in ieder geval nooit. Nee, maar serieus: natuurlijk is het soms moeilijk om een relatie te onderhouden als er zoveel speelt. Neem bijvoorbeeld de momenten dat Myrthe me op kwam zoeken tijdens een opname. Dan zegt ze dat ze van me houdt en zo, maar ik voel dat op zo’n moment niet. Ik heb er dan geen ruimte voor. Maar dat begrijpt ze gelukkig ook.

Jullie hebben geen relatietherapie nodig?
Vincent: Haha, nee. We hebben sowieso allebei hele andere therapeuten en therapieën nodig, omdat we zulke verschillende psychische problemen hebben.

Hoe was dat voor jou Myrthe, toen hij een doodswens had?
Myrthe: Het voelde als een herhaling van mijn trauma, maar ik kon me wel in hem verplaatsen. Ik voelde me soms zelfs schuldig dat ik hem vroeg om te blijven leven. Ik zag hoe erg het was en begreep zijn doodswens. Eerlijk en open over zoiets praten is heel belangrijk. Ik heb altijd gezegd dat als ik geen hoop meer zou hebben, ik met zijn doodswens in zou stemmen. Maar hoop is er altijd geweest. En omdat het nu beter gaat met Vincent, hebben we het tegenwoordig eigenlijk nauwelijks meer over de dood.

"Humor speelt ook een belangrijke rol. We maken grappen die anderen waarschijnlijk wat minder snel durven te maken."

Wat doen jullie om de ander te helpen als diegene zich niet goed voelt?
Myrthe: Kijken waar de ander behoefte aan heeft. We hebben allebei hele andere dingen nodig als het niet goed gaat. Ik heb heel veel aandacht nodig, terwijl Vincent juist met rust gelaten wil worden.
Vincent: Dus als het niet goed met haar gaat, ga ik met haar praten. Ik laat haar praten, huilen en stel haar gerust. Ik probeer haar veiligheid te bieden. Zelf zit ik het liefst de hele dag te gamen als ik depressief ben, en wil ik juist niks van haar.
Myrthe: Maar we doen dan wel kleine dingen voor elkaar. Als de een zich niet goed voelt, doet de ander het huishouden. Als je partner een gebroken been heeft, zeg je ook niet: “Ja gast, loop even naar de koelkast.”
Vincent: Die dynamiek is er altijd wel geweest. We gaan daarom nooit tegelijk extreem slecht. Dat is ook liefde, denk ik. Als je om iemand geeft en je ziet dat diegene iets nodig heeft, dan kan je meer dan je normaal gesproken zou kunnen.

Hoe zien jullie de toekomst voor je?
Vincent: We willen in ieder geval geen kinderen. Ik ben altijd bang geweest om psychische ziektes door te geven. Ik zou niet willen dat een kind moet doormaken wat ik doormaak.
Myrthe: Verder zien we de toekomst wel rooskleurig in. We hebben veel meegemaakt en allebei hard gewerkt, dat werpt zijn vruchten af. Uiteindelijk zijn we ook ‘gewoon’ een stel met een relatie en alles wat daarbij komt kijken.

Dank jullie wel.

Denk jij aan zelfdoding? Of ken jij iemand die met zelfmoordgedachten worstelt? Neem contact op met 113 Online of bel 0900-0113.

]]>
ywykjmGwen van der Zwangezondheidgeestelijke gezondheiddepressiePTSSTonicmental healthTherapieRelațieliefdeRelatiesBorderlinepsychische gezondheid
<![CDATA[Hoe mijn eetstoornis mijn seksleven volledig in bedwang had ]]>https://www.vice.com/nl/article/mb8xny/hoe-mijn-eetstoornis-mijn-seksleven-volledig-in-bedwang-hadWed, 12 Jun 2019 14:11:17 GMT“Lotte, wat is dit?” Mijn moeder had me zojuist aan mijn arm meegenomen naar de badkamer en wees naar het doucheputje, waar duidelijk nog wat achtergebleven braaksel in zat. Fuck. Ik had overgegeven onder de douche, maar het was blijkbaar niet goed weggespoeld. “Dit is niet de eerste keer dat ik dit vind, Lot. Moet je me iets vertellen?”

Mijn boulimia ontwikkelde zich zo rond mijn twaalfde. In de jaren daarna had het een grote invloed op alle aspecten van mijn leven; zo ook op mijn liefdesleven, zeker toen ik seksueel actief begon te worden. Als je walgt van je eigen lichaam en je je lijf alleen maar als een last ervaart, is dat wellicht ook niet gek. Natuurlijk had het gezonde deel van mijn brein behoefte aan intimiteit, maar om nou daadwerkelijk actie te ondernemen? Daar zou onvermijdelijk seks bij komen kijken. En ik wist dat dat een drama zou worden. Ik kon het niet eens verkroppen om met het licht aan te douchen en met mijn lijf te worden geconfronteerd, laat staan me voor iemand uit te kleden.

Uiteindelijk kwam het onvermijdelijke moment, al stelde ik het zolang mogelijk uit. Ik was 17 en voelde me al een buitenbeentje door het feit dat ik meer tijd doorbracht in de spreekkamers van mijn psycholoog en psychiater dan in de club, en ik wilde niet ook nog op dit vlak achterblijven. Het was of nu door de zure appel heen bijten, of als maagd sterven. Althans, dat vertelde ik mezelf. Mijn eerste vriendje deed op het moment suprême zijn uiterste best me op mijn gemak te stellen, maar ik was toch vooral bezig met het eetgestoorde stemmetje in mijn hoofd, dat ook tijdens mijn meest intieme momenten alles wist te vergallen.

Toen ik als 17-jarige puber eenmaal een behandeling aanging voor mijn eetstoornis en ik in groepsverband werd behandeld met zowel anorexia- als boulimiapatiënten, kwam ik erachter dat ik bij lange na niet de enige eetgestoorde persoon was met dergelijke ervaringen. Sterker nog, volgens een onderzoek dat in 2011 werd gepubliceerd, waaraan 242 vrouwen met eetstoornissen meededen, had 66,9 procent last van een “verminderd libido” en 59,2 procent ervoer “seksuele angsten.”

Omdat ik benieuwd was hoe gespecialiseerde zorgverleners dit ervaren in de behandeling van hun patiënten, nam ik contact op met kinderarts Annemarie van Bellegem, die zich heeft gespecialiseerd in eetstoornissen. In de praktijk ziet zij dat mensen die aan een eetstoornis lijden vaak ook problemen ervaren op seksueel gebied: “Seksuele disfunctie wordt inderdaad vaak gezien bij zowel mensen met boulimia als mensen met anorexia.” Een logisch gevolg is dat dit ook van invloed kan zijn op de relatie van iemand met een eetstoornis, aldus Van Bellegem.

Ze vertelt dat er meerdere onderzoeken zijn gedaan [zoals dit Nederlandse onderzoek uit 2014, en het eerder genoemde onderzoek uit 2010, red.] waaruit gebleken is dat een lage BMI geassocieerd wordt met “een verminderd libido, seksuele angst en het vermijden van seksuele relaties.” Ook het verstoorde lichaamsbeeld dat mensen met een eetstoornis hebben speelt een belangrijke rol: “Dit brengt vaak schaamte of ongemak over het lichaam met zich mee, evenals een laag zelfbeeld; mensen met een eetstoornis ervaren vaak somberte of zijn depressief, en daarvan is bekend dat dit invloed heeft op het libido.” Daarnaast vinden er als gevolg van het verstoorde eetpatroon met braken en laxeren of ondergewicht ook hormonale veranderingen plaats. Van Bellegem: “Er ontstaat vaak een ‘hypogonadotroop hypogonadisme’, waarbij de geslachtsklieren onvoldoende functioneren. Het lichaam gaat hierdoor terug naar een soort prepuberale staat,” besluit ze.

Noor Courtens werkt als sociotherapeut in de Bascule met jongeren die aan eetstoornissen lijden. Aan de telefoon vertelt ze me: “Wat ik bij ons in de kliniek zie, is dat patiënten meestal niet met seks bezig zijn. Althans, ze zijn er waarschijnlijk wel mee bezig, maar ze vertellen er vrijwel nooit over. Dat komt ook wel omdat ik met jonge mensen werk die hier intern op de afdeling worden opgenomen, en dus heel ziek zijn. De meesten die hier in de kliniek worden behandeld hebben anorexia en zwaar ondergewicht.”

“Je ziet dat mensen die zo diep in hun eetstoornis zitten eigenlijk hun leven even ‘on hold’ zetten, en zich puur en alleen maar bezig houden met hun ziekte. Seksualiteit verdwijnt daardoor naar de achtergrond,” vervolgt Courtens. “Daar komt nog eens bij dat ze zich totaal niet op hun gemak voelen met hun lichaam, en als je zo sterk vermagerd bent als de meeste patiënten hier, verminderen je seksuele lusten vanzelf.”

Courtens ziet in de praktijk dat er een verschil is tussen anorexia- en boulimiapatiënten. “Vaak zie je dat degenen die wél relaties hebben, eerder boulimia hebben dan anorexia. Ik weet niet precies waarom, maar meestal hebben mensen met boulimia geen ondergewicht, en dus een gezonder libido.” Ze vervolgt: “Mensen met boulimia hebben daarbij een andere relatie met eten dan mensen met anorexia: iemand met restrictieve anorexia eet zo min mogelijk, terwijl boulimiapatiënten wel blijven eten – al gebeurt dat niet op een gezonde manier.”

Uit het eerder genoemde onderzoek uit 2011 bleek dat vrouwen die aan anorexia lijden (zowel het restrictieve als purgerende type, waarbij de patiënt overgeeft) vaker last hebben van een verminderd libido dan vrouwen met boulimia of eetstoornis NAO: respectievelijk ging het om 75 procent, 74,6 procent, 39 procent en 45,4 procent. Voor anorexiapatiënten, die vaker gewicht verliezen dan boulimiapatiënten of mensen die aan eetstoornis NAO lijden, geldt ook vaker dat ze een oestrogeentekort ontwikkelen, wat weer kan leiden tot een verminderde seksdrive.

Zelf werd ik rond mijn zeventiende – als gevolg van mijn gestoorde eetgedrag – maandenlang niet ongesteld, en die hormonale veranderingen deden ook weinig voor mijn libido. Al had ik het idee dat de invloed van mijn eetstoornis op mijn seksuele lusten vooral psychisch was. Ondanks het feit dat ik het jaar erop een relatie kreeg met de man met wie ik uiteindelijk negen jaar samen zou zijn, werd de afkeer voor mijn lichaam er niet bepaald minder op. In de periodes dat mijn boulimia de boventoon voerde, had ik minder moeite met seks dan wanneer mijn anorectische neigingen omhoog kwamen. Maar altijd gold dat ik bang was dat ik mijn partner tekort deed, en ik was doodsbang dat hij vanwege het seksgebrek weg zou gaan.

Als je een eetstoornis hebt en je seksleven lijdt hieronder, raadt Van Bellegem je aan er vooral over te praten. “Let’s talk about sex, liefst met de behandelaar en, als je die hebt, je partner. Het ontdekken van de identiteit van het individu náást de eetstoornis is een van de grootste zoektochten binnen de behandeling. Seksualiteit is een van de meest basale aspecten van het mens-zijn, jezelf zijn en van het kunnen aangaan van intieme relaties. Het is dus een heel belangrijk onderwerp.” Volgens Van Bellegem is seksualiteit – ook wanneer patiënten voor hun eetstoornis behandeld worden – nog altijd “een schaamtegevoelig onderwerp, waardoor het vaak onderbelicht blijft.”

Ik ben inmiddels grotendeels hersteld van mijn eetstoornis, maar seksualiteit blijft voor mij een moeilijk onderwerp. Nog steeds lukt het me tijdens de seks niet volledig te relaxen, en het eetgestoorde stemmetje in mijn hoofd praat op dat soort momenten nog altijd tegen me. “Gadverdamme, kijk die pens nou. Wat zal hij daar wel niet van denken? Waarschijnlijk gaat hij morgen al z’n vrienden vertellen hoe lelijk en moddervet je wel niet bent.”

Er zijn veel verschillende factoren die van invloed zijn op herstel van een eetstoornis, vertelt Van Bellegem: “Gewichtsherstel en verminderd braken en laxeren hebben mogelijk een invloed op het verbeteren van het seksueel functioneren. Toch zijn er ook patiënten die hersteld zijn van anorexia nervosa en nu op een normaal gewicht zitten, die nog steeds een verminderde seksualiteit vertonen. Of patiënten die hersteld zijn van boulimia nervosa en geen last meer hebben van eetbuien, maar nog steeds seksuele disfuncties melden. Er zijn natuurlijk nog veel andere factoren die hierin meespelen: denk aan het herstel van eigenwaarde, iemands persoonlijkheid, eerdere seksuele ervaringen en comorbiditeit [waarbij een patiënt aan twee of meer aandoeningen of stoornissen lijdt, red.] – bijvoorbeeld een eetstoornis in combinatie met een depressie.”

Ik blijf mezelf eraan herinneren dat het herstelproces van mijn eetstoornis geen vloeiende, strakke weg omhoog is, en ik aan mezelf zal moeten blijven werken. Iedere dag weer, met vallen en opstaan. Net zolang tot het zieke stemmetje in mijn hoofd op geen enkele manier meer in de weg zit.

]]>
mb8xnyCharlotte SimonsNoor SpanjereetstoornisanorexiaoudersSekssekslevengezondheidTonic
<![CDATA[De enige oplossing voor burn-outs is om radicaal anders te gaan werken]]>https://www.vice.com/nl/article/ywy5eg/de-enige-oplossing-voor-burn-outs-is-om-radicaal-anders-te-gaan-werkenFri, 07 Jun 2019 05:00:00 GMTDe meeste mensen zijn gedoemd om een groot deel van hun leven werk te doen wat ze niet leuk vinden. Maar het idee dat werk op z’n minst niet compleet gekmakend zou moeten zijn, begint wereldwijd steeds meer te leven.

Eerder deze week nam de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) de burn-out op in de elfde editie van de International Statistical Classification of Diseases (ICD), onder het kopje ‘beroepsfenomenen.’ Ook is er een reeks aan diagnostische criteria voor burn-out vastgelegd. Het is het meest recente (en verreweg het meest officiële) teken dat onze relatie tot werk niet per se gezond is. We doen ons uiterste best om door te kunnen blijven werken in een zinloze mars richting de dood, enkel om iemand anders nog rijker te maken dan-ie al is. Maar goed, nu lijkt de medische wereld eindelijk op het punt te zijn waar schrijvers, arbeidsactivisten en onderzoekers naar volksgezondheid al een tijdje waren.



“Het lijkt alsof er een limiet zit aan wat mensen kunnen bijdragen aan de samenleving, en aan de manier waarop werk geregeld wordt,” zegt Torsten H. Voigt, socioloog aan de RWTH Aachen Universiteit in Duitsland, en co-auteur van een reeks invloedrijke onderzoeken naar burn-out. “Met de toename van technologische productie en automatisering zou het eigenlijk niet nodig moeten zijn dat we ons allemaal de tering in werken.”

Burn-out werd in 1974 een semi-officieel erkend fenomeen, toen Herbert Freudenberger, een Duits-Amerikaanse psycholoog, de term gebruikte om “fysiek of mentaal instorten als gevolg van overwerken of stress” te beschrijven. Ondanks het wijdverspreide gebruik van de term heeft het alsnog 45 jaar geduurd voordat burn-out officieel erkend werd als syndroom.

Maar in die tijd is een burn-out helaas ook steeds normaler geworden. Vandaag de dag is een burn-out meer dan alleen het gevoel overwerkt te zijn – het is een generationele aandoening. In 2016 profileerde psychoanalyticus Josh Cohen het fenomeen op een treffende wijze, in The Economist’s 1843 Magazine . Een kort maar aangrijpend fragment:

"Burn-out neemt toe nu werk steeds meer ruimte in onze levens opeist – zelfs als een vrij uurtje al gebruikt kan worden om een boek te lezen, de hond uit te laten, of met je familie te eten, dan nog wordt zelfs deze tijd snel besmet met verdwaalde gedachten over opdoemende deadlines. Zelfs tijdens de nachtrust doen flakkerende beelden van spreadsheets en flarden kantoorjargon hun intrede, terwijl sluimerende vingers boven de dekens op een fantoomtoetsenbord typen.


Eerder dit jaar schreef Anne Helen Petersen een artikel voor Buzzfeed met de pakkende titel ‘Hoe millennials de burn-out-generatie werden.’ Het stuk ging viral en werd massaal gelezen, waardoor Petersen uiteindelijk op The Today Show te zien was. Dat fragment, waarin de hosts uit alle macht proberen het idee te verwerken dat ‘millennials dit soort emoties kunnen voelen’, blijft een bizarre kijkervaring.

Burn-out is een trend die wereldwijd gevoeld wordt. Deze aankondiging van de WGO komt niet lang nadat er in Japan een nieuwe wet werd aangenomen met als doel de schijnbaar eindeloze werkdagen ietwat in te perken. De wet stelt dat grote bedrijven hun arbeiders niet meer dan 720 overuren per jaar mogen laten werken, en was een reactie op een toename van ‘karoshi’ – sterfte door overwerken – waar in 2017 iets minder dan 200 officiële gevallen van plaatsvonden.

Het is niet de eerste keer dat het bestaan van burn-out wordt erkend door de ICD, maar deze nieuwe classificatie is wel een upgrade – in de vorige versie, ICD-10, werd burn-out voor het eerst officieel genoemd, zegt Voigt, maar enkel als “aanvullende diagnose.”

Dat betekende bijvoorbeeld dat als een psycholoog die de ICD-10 aanhield iemand met een burn-out wilde behandelen, ze eerst een meer ‘officiële’ diagnose moest stellen, zoals bijvoorbeeld een lichte depressie, en die dan kon behandelen – wat in theorie ook de burn-out zou moeten oplossen, op een indirecte manier.

In deze nieuwe ICD – die nog opgesteld wordt, en formeel gezien pas vanaf 2022 van kracht zal gaan – zal de burn-out an sich een diagnose worden, zo legt Voigt uit. De nieuwe versie zal volgens de WHO-website drie daadwerkelijke criteria bevatten: een gevoel van uitputting en extreme vermoeidheid, toegenomen mentale afstand van werk, of negatieve/cynische gevoelens over werk, en gereduceerde professionele effectiviteit.

De effecten van een burn-out zijn niet de enige potentieel negatieve gevolgen van overwerk; volgens een onderzoek uit 2015 kan te veel werken minstens even slecht zijn voor de gezondheid als aanhoudend meeroken, volgens de onderzoekers van Harvard en Stanford. Dus hoewel het fijn is dat de WHO erkent wat de tol kan zijn van structureel overwerken, zou het misschien ook tijd worden om je af te vragen of deze aandoening moet worden behandeld of voorkomen.

Volgens Eric Blanc, socioloog, vakbondsleider en auteur van het boek Red State Revolt: The Teachers’ Strike Wave and Working-Class Politics, gaat het hele idee van het behandelen van werkstress als een diagnosticeerbaar probleem "voorbij aan de realiteit, namelijk dat de werkdruk – die al tientallen jaren toeneemt – nu, dankzij het uitroeien van de arbeidersbeweging, de bron is van wat ervaren wordt als een individuele burn-out.”

Zijn voorstellen om burn-out aan te pakken omvatten kortere werkdagen en sterkere vakbonden.

Pleiten voor vakbonden in plaats van mentale zorg klinkt misschien een beetje kort door de bocht, maar zo bedoelt Blanc het niet. Hij is zich bewust van de effecten van een burn-out. Maar “de stress van ieder moment ontslagen kunnen worden, of het idee dat je alles moet doen wat je manager van je eist, kan worden verzacht door een soort van collectieve vertegenwoordiging,” zegt hij.

Toen Voigt begon met het bestuderen van burn-out, midden jaren ’00, was het een andere wereld. De crisis van 2008 had nog niet plaatsgevonden, er was nog geen Occupy-beweging, en de Franse econoom Thomas Piketty had de ideeën van Marx nog geen nieuw leven ingeblazen. Toentertijd had het concept van burn-out nog een “deels positieve connotatie, in ieder geval in de Duitse context,” aldus Voigt.

“Dit had te maken met werkethiek in de VS – het idee dat je hard moet werken, maar dat je ook zo goed als alles kunt bereiken als je maar hard genoeg werkt. Het was een soort ideologie, eigenlijk,” verklaart hij. “Het was bijna hip om over je burn-out te praten, en om toe te geven dat je er zelf last van had. Het idee was dat je alleen maar ‘burned out’ kon zijn als je daarvoor ‘on fire’ was.”

De focus van moderne arbeiders op glorieuze productiviteit was voor Blanc wat de aankondiging van de WHO minder dan ideaal maakte, met name de het derde diagnostische criterium: verminderde professionele effectiviteit. Op Blanc kwam dat over alsof burn-out alleen de moeite van het oplossen waard is als het effect is dat er nog meer winst uit werknemers geperst kan worden.

Petersen sloeg eenzelfde, radicale richting in met haar essay: “We beginnen eindelijk te begrijpen wat ons dwarszit, en het is niet iets wat opgelost kan worden met een zuurstofmasker of een bureau met een loopband ervoor,” schreef ze. “Verandering kan ontstaan als gevolg van wetgeving, collectieve actie of continue, feministische belangenbehartiging, maar het is dwaas om te denken dat bedrijven zelf de eerste stap zullen zetten.”

Inderdaad: totdat een burn-out-diagnose een daadwerkelijke compensatieclaim voor een echt bestaande arbeider oplevert, is het moeilijk voor te stellen dat de beslissing van de WGO veel effect gaat hebben op mensen die geen of weinig toegang hebben tot mentale zorg – zoals miljoenen Amerikaanse arbeiders in de retailindustrie.

“De realiteit is”, zegt Blanc, “dat het helemaal niet zo gek is om burn-outsymptomen te ervaren als je in een groot warenhuis werkt, en het is nogal begrijpelijk dat je niet de hele dag even hard wilt werken als je bazen van je vragen.”

Dit artikel verscheen eerder op VICE US.

]]>
ywy5egMike PearlMatt TaylorVICE USwerkvakbondenArbeidgezondheidgeldBurn-Outgeestelijke gezondheidTonicMoney
<![CDATA[Waar acupunctuur wel en niet voor werkt]]>https://www.vice.com/nl/article/59x9p5/waar-acupunctuur-wel-en-niet-voor-werktMon, 13 May 2019 05:00:00 GMTIn 1991 strompelden twee bergbeklimmers in de Alpen op een vijfduizend jaar oud lichaam. Dit lichaam, tegenwoordig ook wel bekend als Ötzi, zat helemaal onder de tatoeages.

In eerste instantie namen wetenschappers aan dat die tattoos voor de sier waren bedoeld, maar later werd ontdekt dat ze vooral op plekken zaten die overeenkwamen met traditionele, Chinese acupunctuurpunten, die bedoeld zijn om spijsverteringsstoornissen te behandelen. In Ötzi’s maag waren daarnaast restanten van parasitaire wormen gevonden, en in zijn rugzak zat een vrucht die zou werken tegen maag- en darmklachten.

Over het algemeen zijn wetenschappers het erover eens dat acupunctuur ongeveer honderd jaar voor Christus is ontstaan. Maar de tatoeage-onderzoekers vermoeden dat er misschien al in de tijd van Ötzi “een behandelingsmethode bestond die lijkt op acupunctuur”.

Wat dat betreft is het wel apart dat veel artsen en wetenschappers het afdoen als pseudo-medicijn – houdt de mensheid zichzelf dan al duizenden jaren voor de gek? Het onderzoek dat tot nu toe naar acupunctuur is gedaan is niet sluitend, maar geeft wel de indruk dat er misschien toch iets in zit.

Wat is acupunctuur eigenlijk?

In de traditionele Chinese geneeskunde bestaat een concept dat qi heet, een soort vitale energie of levenskracht, die via zogenaamde ‘meridianen’ door het lichaam stroomt. Als je ziek bent, wordt de stroom van deze qi verstoord, en met de naalden van acupunctuur kun je deze verstoring corrigeren of beïnvloeden.

Sommige hedendaagse acupuncturisten hebben niet zoveel op met qi en meridianen. Acupunctuur komt sowieso voor in vele vormen en maten: sommige acupuncturisten gebruiken bijvoorbeeld ook elektrische stimulaties tijdens sessies. Maar de naaldprikken zijn in ieder geval een centraal onderdeel van de therapie.

Vanuit het perspectief van de conventionele geneeskunde is een therapie alleen geslaagd als het beter werkt dan een placebo. Net zoals het voor een middelbare scholier die een wiskundetoets maakt ook niet genoeg is om alleen het juiste antwoord te geven: je moet ook laten zien hoe je tot dat antwoord bent gekomen.

Veel wetenschappers zijn dan ook op zoek gegaan naar bewijs dat acupunctuur ‘werkt’, maar hun interpretaties van de onderzoeksresultaten lopen uiteen. “Er zijn onlangs een aantal meta-analyses verschenen, en daaruit bleek dat acupunctuur statistisch gezien een significant voordeel had, in bepaalde gevallen,” zegt Vitaly Napadow, een acupunctuurwetenschapper en het hoofd van het Center for Integrative Pain Neuroimaging aan de Harvard Medical School. “Maar als je vraagt wat de effecten van acupunctuur precies zijn, en welke rol het placebo-effect daarbij speelt, kan het antwoord per persoon nogal verschillen.”

Napadow denkt zelf niet dat acupunctuur een wondermiddel is dat je van alle kwalen geneest, maar zegt wel dat het veelbelovend lijkt te zijn binnen een paar specifieke gebieden. Hij denkt dat de werkzaamheid van acupunctuur afhangt van de ziekte die wordt behandeld.

“Het zou bijvoorbeeld kunnen helpen bij misselijkheid of pijn,” zegt hij. “Acupunctuur kan zenuwreceptoren in de huid activeren, die effect hebben op de chemicaliën die bij deze kwaaltjes komen kijken. En bij artritis of peesontstekingen zorgen de minuscule gaatjes van de naalden ervoor dat er bloed (en daarmee helende stofjes) naar die plekken vloeit, waardoor de symptomen tijdelijk verminderen.”

Dit laatste is nog niet bewezen, en zou bevestigd moeten worden door meer onderzoek. Er is ook discussie over het nut van qi en meridianen. In sommige onderzoeken werd schijn-acupunctuur, waarbij naalden willekeurig in het lichaam worden geprikt, vergeleken met echte acupunctuur. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat er geen verschil was tussen de verschillende methodes. Maar uit andere onderzoeken bleek weer dat de ‘echte’ behandeling beter werkte dan de schijn-acupunctuur.

Kortom: waar acupunctuur is, is discussie, maar in sommige gevallen zou het best ergens goed voor kunnen zijn.

Maar acupunctuur werkt dus misschien tegen pijn?

Hier weten we volgens Napadow nog het meeste van. Uit een uitgebreid onderzoek uit 2018, waarin patiënten met chronische pijn werden geanalyseerd, bleek dat acupunctuur beter werkte dan schijn-acupunctuur en normale pijnstillers. “Als dit een onderzoek naar een medicijn was geweest, hadden we geconcludeerd dat het medicijn werkt,” zegt Andrew Vickers, hoofdauteur van het onderzoek en biostatisticus bij het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in New York.

Het onderzoek was gericht op vier veelvoorkomende aandoeningen: rug- en nekpijn, artritis, schouderpijn en hoofdpijn. Acupunctuur bleek voor alle vier even effectief te zijn. Bovendien waren de voordelen langdurend: na een jaar zei de gemiddelde patiënt dat het effect amper was afgenomen.

“Het zou kunnen dat acupunctuur een erg effectieve placebo is,” zegt Vickers. Voor patiënten met chronische pijn is acupunctuur volgens hem “een redelijke optie”, al speelt ook mee dat er over het algemeen weinig goede behandelingen zijn en er risico’s kleven aan pillen of operaties.

Werkt acupunctuur tegen darmaandoeningen?

Daar zijn wetenschappers verdeeld over. Uit een onderzoek van 2017 bleek dat acupunctuur bij patiënten met een ernstige verstopping veel beter werkte om de stoelgang te verbeteren dan een schijn-acupunctuurbehandeling. Maar er is meer onderzoek nodig om de langetermijneffecten van acupunctuur echt goed te beoordelen, schrijven de onderzoekers.

In 2013 publiceerde een groep Chinese onderzoekers een meta-analyse van onderzoeken naar de werking van acupunctuur tegen inflammatoire darmziekte (IBD). Daaruit bleek dat het beter zou kunnen werken dan een aantal gangbare medicijnen, maar ze maakten wel de kanttekening dat de studies die ze onderzochten over het algemeen “van lage kwaliteit” waren. Op basis van een systematische review uit Duitsland, concludeerden onderzoekers in 2007 dat acupunctuur de levenskwaliteit kon verbeteren van patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, de twee meest voorkomende vormen van IBD. Het leidde tot een betere ‘disease activity score’, een maat die bepaalt of de symptomen zijn verminderd. Maar ook in dit geval was de kwaliteit van de gebruikte literatuur niet om over naar huis te schrijven, zeggen de auteurs.

Om een lang verhaal kort te maken: we weten het eigenlijk niet.

Werkt acupunctuur voor vruchtbaarheid?

Voorstanders bevelen vrouwen al lang aan om acupunctuur te gebruiken, omdat het goed zou zijn voor de menstruatie en vruchtbaarheid. Een Australisch onderzoek van 2014 vond “voorlopig” bewijs dat acupunctuur zou kunnen helpen om de menstruatiecyclus van een vrouw te reguleren en een gezonde eisprong zou “ondersteunen”.

Hoe dat werkt? Volgens een hypothese kan acupunctuur helpen om meer bloed naar de baarmoeder en eierstokken te krijgen. Dat zou vervolgens helpen de baarmoederwand te verdikken, wat het op zijn beurt voor embryo’s makkelijker zou maken om zich in de baarmoeder te nestelen. Maar goed, dit is dus vooralsnog theoretisch.

In een ander Australisch onderzoek uit 2018 werden meer dan achthonderd vrouwen onderzocht die een IVF-behandeling ondergingen (in-vitrofertilisatie). Bij de vrouwen die ook aan acupunctuur deden, verliepen de geboortes niet significant beter dan bij de vrouwen voor wie dat niet gold.

Kan acupunctuur helpen tegen een depressie?

Ook op dit vlak schieten wetenschappers alle kanten op. Een onderzoek uit 2010 vond “onvoldoende” bewijs dat acupunctuur kan helpen bij de behandeling van een depressie. Maar in 2017 zei een team van Britse wetenschappers wel weer dat er “veelbelovend” klinisch bewijs was dat acupunctuur kan helpen om een depressie te behandelen – in ieder geval genoeg bewijs om meer onderzoek te doen. En in een onderzoek uit 2018 werd geconcludeerd dat het voor vrouwen met een post-partumdepressie “op zijn minst” even effectief is als een voorgeschreven medicijn.

De gegevens over acupunctuur als behandeling voor een depressie zijn dus niet helemaal consistent. Wel is het zo dat er, ook als het gaat om antidepressiva (vooral SSRI’s), veel onenigheid bestaat over de vraag of pillen beter werken dan placebo’s.

Werkt het voor iets anders?

Kies een willekeurige medische aandoening of psychische stoornis uit, en de kans is groot dat je ergens een onderzoek zult vinden dat erop wijst dat acupunctuur je daar misschien wel bij kan helpen. Maar in werkelijkheid weten we eigenlijk amper wanneer het nou écht werkt.

Je kunt volgens Napadow in ieder geval twee dingen met zekerheid zeggen over acupunctuur: het is relatief goedkoop en heeft weinig bijwerkingen. Als het alternatief is om een dure operatie te ondergaan of medicijnen te slikken met ernstige bijwerkingen, kun je best eerst acupunctuur proberen. Je hebt in ieder geval weinig te verliezen.

]]>
59x9p5Markham HeidRajul PunjabiTonicgezondheiddepressieacupunctuur
<![CDATA[Hoe mijn overmatig gebruik van erectiepillen leidde tot een neussprayverslaving]]>https://www.vice.com/nl/article/gyam87/overmatig-gebruik-erectiepillen-neussprayverslavingMon, 06 May 2019 08:45:24 GMTIn de zomer van 2015 besloot mijn vrouw na zeven jaar open huwelijk dat ze toch liever monogaam wilde zijn. Voor ik het wist had ze iemand anders. Met hem was ze niet alleen monogaam, maar probeerde ze een jaar of twee later ook nog eens om zwanger te worden.

Aangezien zij degene was die mij had overgehaald om polyamorie te proberen, was ik nogal pissig, maar aangezien ik er toch weinig aan kon doen, besloot ik alles met zo min mogelijk gedoe achter me te laten. Binnen een paar weken was ik terugverhuisd naar de andere kant van het land en leek het alsof we nooit getrouwd waren geweest. Wat ik nu misschien had moeten doen was met een psycholoog praten. Wat ik in plaats daarvan deed was twee jaar lang in het rond neuken, waardoor ik op het laatst m’n huis niet meer uit durfde zonder een flesje neusspray op zak. Laat me dit even verklaren.

Die twee jaren bestonden niet alleen maar uit neuken – toegeven, in het begin wel – maar ook uit een duik in de wereld van polyamorie. Hoewel seks een belangrijk onderdeel was van de drie relaties die ik zo ethisch en transparant als ik kon aan het balanceren was, deed ik vooral m’n best om een goede partner te zijn. Sterker nog, ik had er zo ongeveer mijn werk van gemaakt. Ik compenseerde voor het tekort aan inkomen uit mijn werk door het geld te gebruiken dat ik van mijn ex-vrouw had gekregen voor mijn deel van onze flat. Slimme zet.

Er waren uitgebreide excursies, dineetjes en tripjes. Zes of zeven avonden in de week was ik cocktails aan het maken, aan het koken, Netflix aan het kijken, ervaringen aan het cureren en seksuele fantasieën van mijn partners aan het vervullen. Ik wilde alle soorten plezier aanbieden, als een soort geile Willy Wonka met een gebroken hart.

Achteraf gezien snap ik dat ik wat serieuze problemen aan het verwerken was, maar toentertijd wist ik alleen maar dat ik uitgeput was en medicijnen nodig had om het leven dat ik voor mezelf had gecreëerd vol te houden. Ik heb het hier nog niet over neusspray, daar kom ik later op. Nee, op dat moment leunde ik zwaar op het gebruik van erectiepillen, die als een soort gateway-drug dienden.

Een vriend van me kocht al een tijdje sildenafil – het actieve ingrediënt in Viagra – van een bedrijf in India (ik kan het niet aanbevelen), en ik kon zoveel als ik wilde van hem kopen. De pillen kostten vier vijftig per stuk, maar ik kreeg van die vriend het advies niet meer dan eenderde of een halve te gebruiken op dagen waarop ik weinig energie had. In het begin was ik er voorzichtig mee, maar toen zes van de zeven avonden van de week uit dates bestonden – compleet met ochtendseks en daarna een stapel pannenkoeken bakken – begon ik hard op de pillen te leunen.

Maar sildenafil heeft ook bijwerkingen. “Het is een vasodilatator, wat betekent dat het de bloedvaten verwijdt en de bloedsomloop verhoogt,” zegt Michael Reitano, een dokter en specialist in seksuele gezondheid. “Sildenafil is iets waar je erg voorzichtig mee moet zijn,” zegt hij. Het is erg belangrijk om bewust te zijn van de doses en deze aan te passen aan de situatie. Hoeveel je van het middel nodig hebt om je beter te voelen hangt af van een aantal factoren: hoeveel je gedronken hebt, hoe moe je bent, hoe je je voelt en een hoop andere dingen. “Als je bijwerkingen ondervond kan het goed zijn dat je meer dan de minimale effectieve dosis gebruikte,” zegt hij.

Sildenafil is geweldig als je urenlang een snoeiharde lul wil, die ongevoelig is voor coke, alcohol, uitputting of een laag libido, maar daarbij kreeg ik er wel een rode kop van, knalrode oren en een verstopte neus. Blijkt ineens dat bloedvaten echt overal zitten. De blos en rooie oortjes kon ik wel hebben, maar als je niet door je neus kan ademen wordt ook orale seks zo goed als onmogelijk – of zelfs gevaarlijk. Daarbovenop word ik heel erg opgewonden van de geur van mijn partner. Dus hoewel ik na een kwart van zo’n pil een ontembare, vier uur durende erectie had, waarmee ik zonder moeite een spijker krom zou kunnen slaan, kon ik niks ruiken – waardoor ik, paradoxaal genoeg, minder opgewonden en effectief was dan zonder de pillen.

Tijdens een van die sessies besefte ik dat ik een onhoudbare situatie voor mezelf gecreëerd had. Maar in plaats van toegeven dat het schema dat ik mezelf had opgelegd simpelweg niet gezond was rende ik om twee uur ’s ochtends langs de nachtwinkel om neusspray te kopen. Ik had zelf nog nooit neusspray gebruikt, maar vrienden die af en toe verstopt zaten zwoeren erbij, en ik dacht dat het niet veel kwaad zou kunnen.

Ik scheurde de verpakking open en spoot m’n neus vol terwijl ik terugliep naar huis. Tegen de tijd dat ik mijn kleren weer uit had voelde het alsof er een fris, muntachtig briesje door mijn hoofd waaide.

Ik had altijd gedacht dat een verstopte neus verstopt zat met snot, maar dat is niet zo – het komt vooral door opgezwollen weefsel in de neus. “Oxymetazoline is het actieve ingrediënt in de meeste breed verkrijgbare neussprays,” zegt Raj Sindwani, vice-voorzitter van de rhinologie-, sinussen- en schedelchirugie-afdeling aan de Cleveland Clinic. “Dat is een vasoconstrictor, wat betekent dat het een tegenovergestelde werking heeft op bloedvaten vergeleken met sildenafil.”

De volgende maanden greep ik iedere keer dat sildenafil opstopping veroorzaakte naar de neusspray, al begon het me op te vallen dat ik soms al verstopt leek te zitten voordat mijn dates begonnen. Ik ging ervan uit dat dit te maken had met de tijd die mijn lichaam nodig had om de sildenafil te verwerken. Pas toen ik een paar weken mijn ouders op ging zoeken (ook omdat ik nodig wat vrije tijd nodig had, met al dat daten) merkte ik dat mijn neus nog steeds voelde alsof-ie vol zat met natte watten. Na wat online speurwerk kwam ik er achter dat ik dit keer toch echt de bijsluiter had moeten lezen, in plaats van deze in de prullenbak smijten en doorseksen. Ik had het veel te veel en veel te lang gebruikt, en ik was verslaafd.

“Ja, je zou een decongestivum niet meer dan drie dagen achtereen moeten gebruiken, eigenlijk,” zegt Sindwani. “Dat staat in de bijsluiter.” Oxymetazoline, zegt hij, werkt op korte termijn goed, maar na verloop van tijd kan het weefsel in je neus er juist meer door opzwellen – iets wat het ‘rebound effect’ genoemd wordt. Dit staat medisch bekend als rhinitis medicamentosa en zorgt er vaak voor dat mensen – mensen zoals ik, dus – nog meer oxymetazoline gaan gebruiken, waarmee het probleem alleen maar erger wordt.

Ik ben uiteindelijk cold turkey gestopt, en na een paar ongemakkelijke dagen en nachten door m’n mond geademd te hebben verbeterde de situatie aanzienlijk. Sindwani wist ook nog te vertellen dat je ook geleidelijker kan stoppen met oxymetazoline. “Je kan vaak drie soorten neusspray kopen – met oxymetazoline, met een zoutoplossing en met corticosteroïden; die zijn vaak effectief in het verlossen van het rebound effect.”

Toen ik eenmaal weer in New York was besloot ik minder druk op mezelf te leggen om de perfecte gastheer, minnaar en vriend voor mijn partners te zijn. Mijn chemische incidentje leidde zo tot wat introspectie en kort daarna besefte ik dat ik wat me ertoe bewoog om daten prioriteit nummer één te beschouwen. Hoewel ik nog steeds vanuit filosofisch oogpunt tegen het concept van monogamie ben, ben ik momenteel ook blij dat ik maar één vriendin, geen erectiepillen en geen neusspray meer in mijn leven heb.

]]>
gyam87Grant StoddardRajul PunjabisildenafilviagrahuwelijkRelatieslichaampoliamorieneussprayTonicHealthSeksgezondheid
<![CDATA[Ook als je slaapt, blijft je brein bij de les]]>https://www.vice.com/nl/article/3k3dbv/hersenen-actief-slaapFri, 03 May 2019 09:46:39 GMTIn de wetenschap werd slaap jarenlang gedefinieerd als een staat waarin je hersenen als het ware worden uitgeschakeld en niet langer informatie vanuit de buitenwereld ontvangen. Deze beschrijving komt echter niet altijd overeen met bepaalde alledaagse observaties van slaap, zegt Thomas Andrillon, wetenschappelijk onderzoeker aan Monash University in Australië.

Als onze zintuigen zijn uitgeschakeld, hoe kan het dan dat we op het juiste moment wakker worden door de juiste zintuiglijke prikkels? Het komt regelmatig voor dat mensen ontwaken wanneer er iets belangrijks gebeurt in hun omgeving. Mensen worden sneller wakker van relevante geluiden – bijvoorbeeld als hun naam wordt geroepen of hun baby huilt – in vergelijking met luidere, meer irrelevante geluiden, zegt Andrillon.

"Het lijkt er daarom op dat het slapende brein enigszins waakzaam blijft,” legt hij uit. In een onderzoek dat eerder dit jaar in Nature Human Behavior werd gepubliceerd, wierpen Andrillon en zijn collega’s een blik op wat er gebeurt als slapende mensen worden blootgesteld aan geluiden zonder er wakker door te worden. Het doel van dit onderzoek was om te zien of de hersenen van slapende mensen meer aandacht schenken aan bepaalde specifieke geluiden.

De onderzoekers pasten het ‘cocktailpartyprobleem’ toe op de slapende deelnemers. Het cocktailpartyprobleem treedt op als je op een plek bent waar veel verschillende stemmen zijn om naar te luisteren (bijvoorbeeld in een café). Vervolgens is het aan ons om een van die stemmen te selecteren en ons daarop te concentreren, terwijl we de andere stemmen negeren. Doordat onze hersenen daartoe in staat zijn, kun je in de kroeg gewoon een gesprek voeren met je vriend of vriendin, zonder tegelijkertijd te luisteren naar de verhalen van alle andere mensen om jullie heen.

“Dat is lang niet zo gemakkelijk,” zegt Andrillon. In tegenstelling tot het gezichtsvermogen, waar objecten van elkaar worden afgezonderd, overlapt auditieve informatie met elkaar waardoor het als een grote mengelmoes in onze oren terechtkomt. “De hersenen hebben de taak om deze overlappende geluiden uit elkaar te halen en ze onafhankelijk te verwerken.”

Om deze situatie na te bootsen bij de slapende onderzoeksdeelnemers, speelden de onderzoekers twee verschillende stemmen af in de oren van de slapers. In het ene oor hoorden ze de ene stem, in het andere oor de andere stem. Eén stem zei betekenisvolle dingen, zoals teksten uit films en zinnen uit artikelen op Wikipedia. De andere stem sprak een wartaal.

Vervolgens maakten de onderzoekers gebruik van een techniek genaamd stimulusreconstructie. Hierbij wordt elektrische hersenactiviteit gemeten, om te kunnen zien waar de mensen naar luisterden. Bij het zien van de reconstructie, bleek dat de hersenactiviteit sterker overeenkwam met de betekenisvolle zinnen dan met de wartaal.

“Het is bijna alsof het brein haar interne volume voor deze specifieke stem wat hoger zet,” zegt Andrillon.

Als de wartaal als enige stem werd afgespeeld, pakten de hersenen dit wel op. Het onderzoek toont daarmee aan dat wanneer onze hersenen twee opties krijgen voorgeschoteld, ze de voorkeur geven aan de stem die het best te begrijpen en meest logisch is.

Betekent dit dat we ons bewust zijn van alles wat er in onze slaap tegen ons wordt gezegd? Dat is lastig te beantwoorden. Wetenschappers zouden dit kunnen onderzoeken door mensen wakker te maken vlak nadat ze een stem hebben gehoord, om ze vervolgens te vragen of ze het zich nog herinneren. De mensen die deelnamen aan dit onderzoek herinnerden zich de zinnen die werden afgespeeld niet. Maar: “Dat betekent niet dat ze zich er niet van bewust waren of het niet begrepen. Ze kunnen het zich alleen niet herinneren,” voegt Andrillon toe. “Hetzelfde geldt voor dromen: het feit dat je je dromen soms niet herinnert, betekent niet dat je niet hebt gedroomd.”

]]>
3k3dbvShayla LoveRajul PunjabiSlaaphersenenbewustzijnneurowetenschapgeheugenTonic
<![CDATA[Bleekselderijsap: een prima manier om een goed product te verspillen]]>https://www.vice.com/nl/article/kzd7km/bleekselderijsap-gezond-nutteloosWed, 01 May 2019 22:44:00 GMTSteek een bosje bleekselderijstengels in een sapcentrifuge en wat krijg je? Een “wondersapje.” Althans, als we Goop, het wellnessbedrijf van Gwyneth Paltrow, mogen geloven. Maar zij zijn niet de enige: vorig jaar deelde Pharrell Williams een foto van zichzelf met een groen sapje in zijn hand. Al snel stroomden de reacties binnen van mensen die beweerden dat bleekselderijsap het geheim achter zijn eeuwige jeugdigheid zou zijn (en dat terwijl niemand zeker wist of de groene drab in zijn weckpot eigenlijk wel bleekselderij was.)

Het artikel op de website van Goop werd geschreven door Anthony William, ook wel bekend als ‘The Medical Medium.’ Hij is de man wiens blogpost mogelijk de hele selderijtrend heeft veroorzaakt. Volgens het medische medium bevat bleekselderij allerlei onontdekte soorten natriumclusters die zich "vastklampen aan giftige, gevaarlijke zouten uit slecht voedsel en je helpen om deze uit je lichaam te halen".

William beweert dat deze onbekende zouten in staat zijn om virussen en slechte bacteriën af te breken, waarna deze uit ons systeem gespoeld worden. Het drinken van deze mysterieuze zouten in de vorm van een glas selderijsap zou van alles kunnen genezen – van migraine tot een te hoge bloeddruk en zelfs chronische ziektes als artritis. William vermeldt hier zelf echter wel bij dat hij geen bevoegd arts is.

Je zou misschien denken dat mensen sceptisch zijn over een trend die werd gestart door een ‘medisch medium’, maar na zijn overdreven uitspraken volgden er hordes Instagrammers die ook beweren dat bleekselderijsap een wondermiddel is. Volgens hen zou het je helpen om gewicht te verliezen, je lever ontgiften, je spijsvertering op orde krijgen en mogelijk zelfs acne of eczeem genezen. Er zijn inmiddels zoveel mensen die geloven in de kracht van bleekselderij, dat #celeryjuicechallenge nog steeds trending is op Instagram. Voor deze ‘challenge’ drinken mensen een week lang elke ochtend een glas selderijsap op een lege maag, ondanks het feit dat alle gezondheidsclaims keer op keer worden ontkracht.

Echte wetenschappers weten allang dat al die beweringen over het ontgiften van je lever met selderij onzin zijn (net als alle andere beweringen over ontgiften, trouwens). “Er is geen bewijs dat het drinken van selderijsap, of welk sap dan ook, een ontgiftende of reinigende werking heeft,” zegt diëtist Lindsay Krasna. "Onze nieren en lever zijn de vitale organen die verantwoordelijk zijn voor het zuiveren van ons bloed en ons lichaam ontdoen van schadelijke gifstoffen. Ze doen dat fantastisch, ongeacht of je selderijsap drinkt of een hamburger eet.”

Selderijsap heeft alleen voordelen als je normaal gesproken amper groenten eet of te weinig water drinkt. Als je dan ineens geperste bleekselderij begint te drinken, krijg je de broodnodige hydratatie en vitamines binnen die in je dieet ontbraken. Bleekselderij bevat namelijk een gezonde dosis vitamine C, K en kalium, zegt diëtist Beth Warren. Het bevat ook behoorlijk wat water – ongeveer 95 procent van een stengel bleekselderij is water.

Goed, als je je favoriete frisdrank vervangt door wat glazen selderijsap of het toevoegt aan je verder groenteloze dieet, zal je je er wel degelijk iets beter door voelen. Door goed gehydrateerd te blijven kan je huid er bovendien gezonder uit gaan zien, wat mogelijk de vermindering van acne kan verklaren. Toch heeft dat allemaal weinig te maken met selderijsap, maar meer met een plotselinge afname van suikers en een toename van vocht en vitamines. Maar dat geldt eigenlijk voor ieder ander groen sapje. Zo magisch is selderij dus helemaal niet.

Als je je normale glas water door een glas geperst bleekselderij vervangt, zal je waarschijnlijk geen verschil merken. Mensen die al genoeg water drinken en een gebalanceerd dieet hebben, zullen niets merken van de zogenaamde wonderkrachten van selderij. In feite zou iedereen – zelfs mensen die amper groenten eten of niet genoeg water drinken – meer baat hebben bij een glas water dan bij een glas bleekselderijsap.

“In bleekselderijsap zitten erg weinig vezels – een belangrijke voedingsstof voor je spijsvertering,” zegt Krasna. Vezels zorgen ervoor dat je darmen regelmatig blijven bewegen en geven je na het eten een verzadigd gevoel. Wanneer je sap uit een vrucht of groente perst, verlies je de vezels. Daarom raden voedingsdeskundigen aan om echte groenten en fruit te eten in plaats van sap te drinken. Van normale bleekselderij is bewezen dat het de gezonde bacteriën in je darmen voedt, maar er is geen enkel bewijs dat selderijsap (zonder vezels) hetzelfde doet, zegt Warren.

Maar is het vitaminerijke groentesap dan helemaal niet gezond? Jawel, er zitten immers meer vitamines in bleekselderijsap dan in normaal water. Maar zoals ik al zei: als je genoeg van die vitamines uit ander voedsel haalt, zal selderijsap verder weinig voor je doen.

Bovendien zit er meer suiker in bleekselderijsap dan in normale bleekselderij. “Ieder fruit- of groenteconcentraat bevat meer suikers, koolhydraten en calorieën [dan de vaste vorm],” gaat Warren verder. Dat komt doordat je veel meer selderij kan drinken dan je kan eten. Nu is bleekselderij gelukkig geen vette suikerbom: twee stengels bleekselderij (dat is zo’n 110 gram) bevatten ongeveer dertig calorieën, acht gram koolhydraten en vier gram suiker. Dat klinkt niet verkeerd, maar het probleem is dat bleekselderijsap op zichzelf blijkbaar verschrikkelijk smaakt. Veel producenten voegen dan ook vruchtensap toe om de extreme bitterheid tegen te gaan. Die toegevoegde suikers maken het sap er niet gezonder op. Zelfs als je een recept opzoekt om het sap zelf te persen, wordt vaak aangeraden om appels toe te voegen die de bittere smaak tegengaan. Zo krijg je dus alsnog meer suiker binnen dan je van bleekselderijsap zou willen.

Naast het feit dat het sap weinig voordelen heeft als het aankomt op calorieën en suiker, valt het ook op financieel vlak tegen – zeker als je er zes euro voor neerlegt in een sapbar. Maar ook als je het zelf maakt, ben je voordeliger uit als je gewoon een berg bleekselderij koopt voor een fractie van de prijs, zegt Krasna. Dat heeft bovendien een hogere voedingswaarde, doordat de vezels intact blijven.

Uiteindelijk komt het erop neer dat er absoluut geen reden is om een glas bitter bleekselderijsap achterover te slaan. Het is een aanslag op je portemonnee, maar verder heeft het weinig effect. “Als [mijn klanten] er echt van genieten, het niet erg vinden om er geld aan uit te geven en het ze helpt om gehydrateerd te blijven, zal ik ze er niet van overtuigen om ermee te stoppen,” zegt Krasna. “Maar er is geen enkel bewijs dat het daadwerkelijk iets magisch doet.”

]]>
kzd7kmKasandra BrabawSusan RinkunasdetoxHealthGroene sapjesVoedingsstoffenvoedingGezonde voedingsapkuurgroentesapTonic
<![CDATA[Je hoeft niet dezelfde persoonlijkheid als je partner te hebben om gelukkig te zijn]]>https://www.vice.com/nl/article/8xz9ev/lijken-op-partner-dezelfde-persoonlijkheid-gelukkigWed, 01 May 2019 12:49:55 GMTOp veel datingsites worden mensen aan elkaar gekoppeld op basis van overeenkomsten, met het idee dat mensen die op elkaar lijken een grotere kans hebben op een succesvolle relatie. Klinkt logisch: als je veel gemeen hebt, zul je samen ook meer lol hebben.

Er bestaat veel onderzoek dat dit idee ondersteunt. Sociaal psychologen concludeerden ruim een halve eeuw geleden al dat gelijkenis belangrijk is bij aantrekkingskracht: de mensen die we het meest mogen, zijn de mensen waarvan we denken dat ze het meest op ons lijken.

Maar zo eenvoudig is het niet, want hoewel gelijkenis inderdaad een belangrijke rol speelt als we ons aanvankelijk aangetrokken voelen tot iemand, is het op zichzelf geen garantie voor een gelukkige relatie.

Onderzoekers van Michigan State University publiceerden onlangs een onderzoek in het Journal of Research in Personality. Het onderzoek begon in 1968 en er werden 2.578 Amerikaanse koppels voor gevolgd, voornamelijk heterostellen met een gemiddelde leeftijd van 51 jaar, die gemiddeld 22 jaar getrouwd waren. Er werd gekeken naar tevredenheid binnen de relatie en hun psychische gesteldheid. Tevens werd er getest in hoeverre hun persoonlijkheid overeenkwam met die van hun partner, waarbij de ‘Big Five’-persoonlijkheidsschaal werd aangehouden.

De Big Five kenmerken zijn: openstaan voor nieuwe ervaringen, consciëntieusheid (georganiseerd en gedetailleerd denken en doen), extraversie (extravert en sociaal zijn), sympathie (veel zorg en aandacht voor anderen hebben) en neuroticisme (niet goed om kunnen gaan met stress en stemmingswisselingen ervaren).

De onderzoekers zagen dat mensen die meer consciëntieus, extravert en instemmend zijn – maar minder neurotisch – over het algemeen gelukkiger waren met hun partner. Ook mensen wiens partner meer consciëntieus en minder neurotisch was, waren gelukkiger.

Met andere woorden: de persoonlijkheidskenmerken van mensen (en hun partners) spelen een rol op het gebied van hun relaties en hun algemene tevredenheid met het leven – maar hoe zit het dan met dezelfde persoonlijkheden hebben? Dat maakte weinig verschil. De onderzoekers concludeerden dat de effecten van overeenkomst in persoonlijkheid klein en inconsistent waren. Het is zelfs zo dat iemands eigen persoonlijkheid zelf vaak meer invloed had op hun geluk in hun relatie.

Deze resultaten komen overeen met andere onderzoeken die op dit gebied zijn verricht. Zo is er bijvoorbeeld een eerder onderzoek gedaan waarbij werd gekeken naar de factoren die belangrijk zijn bij het voorspellen van voldoening in relaties en het algemene leven. De belangrijkste factor hierbij bleek je eigen persoonlijkheid te zijn, gevolg door de persoonlijkheid van je partner, en tot slot de overeenkomsten in persoonlijkheid tussen jou en je partner. Nogmaals: het belang van gelijkenis als factor, kwam er zeer zwak uit in dit onderzoek.

Uit een meta-analyse van meer dan driehonderd onderzoeken naar gelijkenis en aantrekkingskracht uit 2008 kwam eveneens naar voren dat – hoewel gelijkenis inderdaad gekoppeld is een aanvankelijke aantrekkingskracht – het effect van gelijkenis op aantrekking en tevredenheid in langere relaties ‘niet detecteerbaar’ is.

Er is echter een belangrijke kanttekening aan dit verhaal: hoewel daadwerkelijke gelijkenis geen relevante voorspeller lijkt te zijn van het succes in relaties, is waargenomen gelijkenis dat wél. In andere woorden, wanneer mensen ervan overtuigd zijn dat zij qua persoonlijkheid op hun partner lijken (of dit nu daadwerkelijk wel of niet waar is), voelen zij zich gelukkiger.

Nog een kanttekening: er is ook onderzoek gedaan naar verschillen in persoonlijkheid. Daaruit bleek dat de verschillen een voorspellende factor kunnen zijn in het succes van een relatie. Het gaat hierbij voornamelijk om verschillende dominante en onderdanige kenmerken, waarbij mensen gelukkiger zijn wanneer hun partner de tegenovergestelde kwaliteiten bezitten dan dezelfde. Het idee dat tegenpolen juist aantrekken, komt dus niet helemaal uit de lucht vallen.

Dit alles vertelt ons dat er reden genoeg is om sceptisch te zijn over datingsites waarbij algoritmes worden gehanteerd die enkel en alleen op zoek gaan naar overeenkomsten om je ‘ideale match’ te vinden. De waarheid is dat objectieve gelijkenissen niet zoveel uitmaken als het gaat om liefdesgeluk, en dat het hebben van bepaalde persoonlijkheidskenmerken (zoals hoge consciëntieusheid en lage neuroticiteit) veel belangrijker is.

Hierbij komt kijken dat wanneer mensen aan elkaar gematcht worden op basis van alle persoonlijkheidskenmerken, dit zelfs een tegenstrijdig effect kan hebben, zeker wanneer tegenovergestelde kenmerken juist wenselijk zijn. Dit betekent natuurlijk niet dat online daten kansloos is. Sommige stellen ontmoeten elkaar online en leven nog lang en gelukkig.

Maar als je dat pad gaat bewandelen, wees dan op je hoede voor de claims die sommige datingsites maken, waarbij gelijkenis en compatibiliteit zogenaamd het allerbelangrijkste is. Stap erin met het besef dat relatie-wetenschappers niet alles weten, en dat de persoonlijkheid van je perfecte match – zeker op lange termijn – niet altijd een voorspelling is voor jullie geluk.

]]>
8xz9evJustin Lehmiller, PhDRajul PunjabiRelatieslichaamgeestaantrekkingskrachtkaraktereigenschappenkenmerkengelijkenisTonicHealth
<![CDATA[Hoe smerig is het om je muziek-oordopjes te delen?]]>https://www.vice.com/nl/article/597b4a/muziek-oordopjes-delen-smerig-bacterienFri, 26 Apr 2019 10:05:43 GMT Het scenario
“Moet je deze track van Drake eens horen!” Je vriend benadert je met oordopjes die eruitzien alsof ze zijn ingesmeerd met olie en Cheetos-kruimels. Op het linkerdopje zit een dot oorsmeer met een haartje erin. Eigenlijk ben je wel benieuwd naar dat nummer van Drake, maar je moet ook een beetje kokhalzen terwijl je naar die groezelige oordopjes kijkt. Je vriend kijkt je verwachtingsvol aan. Hoe smerig is het om zijn dopjes in je oren te stoppen?

De realiteit
Om te beginnen: oorsmeer is minder vies dan je misschien denkt. Hoewel het niet de meest smakelijke lichamelijke afscheiding is, fungeert oorsmeer als bescherming van je gehoorgang. “Het beschermt je oren doordat het stof en vuil tegenhoudt, en het is waterafstotend,” vertelt Hester van Monsjou, KNO-arts verbonden aan het Medisch Centrum Jan van Goyen. “Oorsmeer zorgt overigens ook voor een zuur milieu in de gehoorgang, wat niet prettig is voor bacteriën en je tevens beschermt tegen infecties.”

Toch vind je het niet zo’n fris idee om de plakkerige oordopjes van je vriend in te doen. Volgens Van Monsjou is het inderdaad niet handig vaak dopjes van verschillende mensen te gebruiken. “Je wilt allereerst niet de goede laag oorsmeer verwijderen en de gehoorgang blootstellen aan invloeden van buitenaf, wat mogelijk is door inwendige dopjes in het oor te doen,” vertelt ze. “Tegelijkertijd weet je nooit wat je in je gehoorgang introduceert aan bacteriën of schimmels van de andere persoon.”

Je wilt voorkomen dat er bacteriën in je oor terechtkomen, zeker wanneer tegelijkertijd je eigen beschermlaag wordt aangetast. De gehoorgangen moeten volgens Van Monsjou zoveel mogelijk met rust gelaten worden, want alles wat je erin stopt kan tot irritatie leiden. “Vaak zit je ook met je handen aan die dopjes, waardoor er bacteriën op komen. Het is overigens ook niet de bedoeling om met je vingers in je oren te pulken,” zegt ze.

Oordopjes die al een tijd niet zijn schoongemaakt kunnen allerlei bacteriën bevatten of zelfs schimmels die mogelijk in het oor van de ander zitten, dus om de kans op infectie te voorkomen, zou je eigenlijk andermans oordopjes eerst moeten desinfecteren voordat je ze gebruikt.

Het ergste wat er kan gebeuren
Hoewel de kans om iets ernstigs op te lopen volgens Van Monsjou zeer klein is, bestaat er wel een kans om er een infectie aan over te houden. “Er zitten flink wat bacteriën op zo’n dopje die zich makkelijk kunnen verplaatsen,” vertelt Van Monsjou. “Dat werkt ook zo met vieze zwembaden, waarbij de bacteriën in het water tot ontstekingen in de gehoorgang kunnen leiden.”

Oorontstekingen zijn over het algemeen vrij makkelijk te behandelen met druppels, maar soms is er een antibioticakuur nodig. Een oorontsteking kan overigens wel heel pijnlijk zijn. “Dat is natuurlijk heel vervelend. Zeker als er niet goed wordt gereageerd op de behandeling of wanneer de ontsteking zich uitbreidt,” vertelt ze. In zeldzame gevallen kan een middenoorontsteking zelfs leiden tot doofheid of een hersenvliesontsteking.

Wat er waarschijnlijk gebeurt
De kans dat je een infectie overhoudt aan vieze oordopjes is dus erg klein. Toch benadrukt Van Monsjou dat het belangrijk is om je muziek-oordopjes schoon te houden, zowel bij eigen gebruik als wanneer je ze deelt met een ander. “Het beste is om oordopjes te hebben die je makkelijk schoonmaakt met een desinfectiespray of -doekje,” vertelt ze. “Die iPhone-oortjes hebben een soort roostertje. Dat is erg moeilijk te reinigen en houdt daarom ook meer bacteriën en vuil vast.” Een ander goed alternatief is natuurlijk een koptelefoon die over je oren gaat in plaats van erin.

Verder is het volgens Van Monsjou zo dat vooral mensen met gevoelige oren voorzichtig moeten zijn met vuiligheid. “Sommige mensen maken meer oorsmeer aan dan anderen, of hebben vernauwde gehoorgangen. Voor hen is het beter om niet te vaak oordopjes te dragen, omdat ze eerder last zullen krijgen van irritatie en infecties,” vertelt ze. Maar hoe weet je of je gevoelige oren hebt? “Als je bijvoorbeeld water in je oor krijgt, en meteen veel jeuk ervaart; als je weleens een loopoor hebt; of gewoon als je vaker last hebt van je oren dan anderen.”

Wat je tegen je vriend kunt zeggen
Of je vriend gevoelige oren heeft, durf je niet met zekerheid te zeggen, maar het feit dat hij al maandenlang rondloopt met zijn misselijkmakende oordopjes wijst erop dat zijn oren waarschijnlijk wel wat kunnen hebben. Dat betekent natuurlijk niet dat het verstandig of hygiënisch is, en al helemaal niet dat jij ze in je oor moet stoppen.

Misschien dat je dat nummertje van Drake enorm leuk zou vinden, maar de mogelijke bacteriën, schimmels en infecties die daarbij komen kijken, zijn de paar minuten muziek waarschijnlijk niet waard. Je vriend doet er goed aan om zijn oortjes eens goed te reinigen, en jij doet er waarschijnlijk goed aan om nieuwe (schonere) vrienden te maken.

]]>
597b4aThom van der WalCharissa PromesIk vraag dit voor een vriendoordopjesMuziekoorontstekingDrakeoorschimmelBacterienTonicHealth